ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6131

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.108.271-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Kempen
  • M. Mink
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling alimentatie jongmeerderjarige en onderbouwing behoefte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatie voor een jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Verschoor, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 maart 2012, waarin de alimentatie door de vader op nihil was vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. W.B. Teunis, had in zijn verweerschrift verzocht om de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2012 was de vader niet verschenen, terwijl de jongmeerderjarige wel aanwezig was, bijgestaan door een waarnemend advocaat.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank waren vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen was ingediend. De jongmeerderjarige stelde dat haar een rechtsingang was ontnomen, omdat zij niet als belanghebbende was betrokken in de procedure van de vader. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank de jongmeerderjarige op correcte wijze als belanghebbende had aangemerkt en dat zij in de gelegenheid was gesteld om verweer te voeren.

Vervolgens heeft het hof de alimentatiekwestie beoordeeld. De jongmeerderjarige stelde dat de rechtbank ten onrechte de alimentatie op nihil had vastgesteld, omdat zij geen zelfstandig inkomen had dat een wijziging van de onderhoudsbijdrage rechtvaardigde. Het hof constateerde dat de jongmeerderjarige wel een inkomen had, maar dat dit inkomen niet voldoende was om aan haar behoefte te voldoen. De jongmeerderjarige had haar behoefte niet onderbouwd, en het hof concludeerde dat er geen reden was om de beschikking van de rechtbank te wijzigen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is als volgt: de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, de proceskosten worden gecompenseerd, en het in hoger beroep meer of anders verzochte wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 21 november 2012
Zaaknummer : 200.108.271/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-9364
[de jongmeerderjarige],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W.B. Teunis te ’s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De jongmeerderjarige is op 14 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 maart 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 21 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de jongmeerderjarige:
- op 28 juni 2012 een brief van 26 juni 2012 met bijlagen.
De zaak is op 25 oktober 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de jongmeerderjarige, bijgestaan door mr. J.J.M. Vrancken, waarnemend voor mr. M. Verschoor.
De vader en zijn advocaat zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 31 oktober 2005 van de rechtbank Rotterdam – de door de vader met ingang van 19 juli 2011 te betalen bijdrage ter voorziening in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige bepaald op nihil. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, hierna ook te noemen: de alimentatie.
2. De jongmeerderjarige verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader in zijn inleidend verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen, althans een zodanige beschikking te geven als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de jongmeerderjarige te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
4. De jongmeerderjarige stelt zich allereerst op het standpunt dat haar een rechtsingang is ontnomen nu zij door de vader, verzoeker in eerste aanleg, nimmer in rechte is betrokken.
5. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 800 en 801 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelezen in samenhang met artikel 2.6 van het Procesreglement Alimentatie verzoekschriften familie- en jeugdrecht rechtbanken wordt een afschrift van het verzoekschrift aan de belanghebbende(n) gestuurd. Daarbij wordt de termijn vermeld, waarbinnen deze een verweerschrift kunnen indienen. In de bestreden beschikking is overwogen dat aan de jongmeerderjarige op de bij de wet voorgeschreven wijze de inhoud van het verzoekschrift is medegedeeld en dat blijkens verklaring van de griffier niet tijdig een verweerschrift is ontvangen. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de jongmeerderjarige door de rechtbank op correcte wijze is aangemerkt als belanghebbende en in de gelegenheid is gesteld verweer te voeren. Dat de vader de jongmeerderjarige niet heeft vermeld als belanghebbende in het verzoekschrift betekent niet dat hij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn verzoek, omdat het de rechter is die bepaalt welke belanghebbende moet worden opgeroepen.
6. De jongmeerderjarige stelt zich voorts op het standpunt dat de rechtbank de alimentatie ten onrechte op nihil heeft gesteld nu geen sprake is van een zelfstandig inkomen dat leidt tot een wijziging van de onderhoudsbijdrage.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit de door de vader overgelegde salarisspecificatie van de maand september 2011 van het salaris van de jongmeerderjarige blijkt dat zij ingaande 19 juli 2011 in dienst is en dat zij een drie-uren-contract heeft. Ter zitting is komen vast te staan dat de jongmeerderjarige in de maand september 2011 meer uren heeft gewerkt in verband met vakantie van collega’s en zij daarom in die maand een hoger inkomen heeft verdiend. Zij heeft verklaard dat zij normaal gesproken tussen de € 300,- en € 400,- netto per maand verdient. Het hof zal daar dan ook van uit gaan.
8. Het hof zal voorts moeten beoordelen of de jongmeerderjarige met voormeld inkomen in haar behoefte kan voorzien. Niet bekend is hoe hoog de behoefte van de minderjarige destijds, ten tijde van de echtscheidingsbeschikking van 31 oktober 2005, precies was. Dit blijkt niet uit de stukken en ook ter zitting kon de jongmeerderjarige daarover geen duidelijkheid verschaffen. Deze behoefte was in ieder geval € 175,- per maand, te weten de hoogte van de destijds ten laste van de vader vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. De jongmeerderjarige volgt geen studie en woont bij haar moeder. Dat zij naast haar inkomen nog behoefte heeft aan een door de vader te betalen alimentatie is niet komen vast te staan, temeer nu de jongmeerderjarige haar behoefte ook niet heeft onderbouwd.
9. Gelet op het vorenstaande dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
10. Het hof ziet geen reden, zoals door de vader is verzocht, om de jongmeerderjarige te veroordelen in de proceskosten en zal het verzoek derhalve afwijzen. De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd.
11. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Mink en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012.