ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6243

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.108.681/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en kinderalimentatie voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek, verzocht om een wijziging van de zorgregeling en een verlaging van de kinderalimentatie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van der Eijk, verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank en wijziging van de zorgregeling in haar voordeel. De zaak werd mondeling behandeld op 17 oktober 2012, waarbij beide ouders aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat er een zorgregeling is vastgesteld waarbij de minderjarigen om de week bij de vader verblijven. De vader verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling, zodat de minderjarigen ook op woensdagmiddag bij hem zouden zijn. De moeder verweerde zich tegen deze wijziging en stelde dat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof oordeelde dat de huidige zorgregeling goed verloopt en dat de door de vader verzochte uitbreiding in het belang van de minderjarigen is.

Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De vader stelde dat zijn draagkracht € 439,78 per maand bedraagt, terwijl de moeder een draagkracht van € 485,01 per maand stelde. Het hof heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 168,- per maand per kind, met ingang van 1 januari 2012. De vader is veroordeeld tot betaling van deze alimentatie, en de eerdere beschikking is voor het overige bekrachtigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 14 november 2012
Zaaknummer : 200.108.681/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-6861
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek te Rijswijk,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. van der Eijk te Wateringen, gemeente Westland.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 21 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 3 augustus 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
De vader heeft op 13 september 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 4 juli 2012 een brief van 3 juli 2012 met bijlage;
van de zijde van de moeder:
- op 4 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 16 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 17 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is:
- bepaald dat de minderjarigen
• [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 1]), en
• [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige 2]),
de hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben;
- bepaald dat ten aanzien van de minderjarigen de volgende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden:
• in de oneven weken zullen de minderjarigen vanaf vrijdagmiddag na schooltijd (circa 15.30 uur) tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven;
• in de even weken zullen de minderjarigen vanaf zondag 17.30 uur tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven;
• eens in de veertien dagen zullen de minderjarigen van woensdagmiddag 17.30 uur tot donderdag naar school bij de vader verblijven;
• in redelijk gezamenlijk overleg kan bij uitdrukkelijke overeenstemming van het bovenstaande schema worden afgeweken;
• de vakanties zullen bij helfte worden verdeeld, in die zin dat de minderjarigen in vakanties van één week van zaterdag tot en met woensdagmiddag 12.30 uur bij de ene ouder en van woensdagmiddag 12.30 uur tot zondag bij de andere ouder verblijven, en in vakanties van twee weken één week bij de ene ouder en vervolgens één week bij de andere ouder verblijven;
• de feestdagen zullen bij helfte worden verdeeld, waarbij per jaar gewisseld zal worden;
• in beginsel verblijven de minderjarigen niet drie aaneengesloten weken in de zomervakantie bij de vader, tenzij partijen anders overeenkomen;
• de minderjarigen zijn op hun verjaardag het ene jaar bij de ene, het andere jaar bij de andere ouder;
• de minderjarigen worden in de gelegenheid gesteld op de verjaardag van ieder van de ouders of op de dag van het feestje de jarige ouder te bezoeken;
• bij speciale gelegenheden binnen de familie van beide zijden wordt de minderjarigen de gelegenheid geboden hieraan deel te nemen;
- bepaald dat de vader, met ingang van 10 april 2011, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de moeder, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 175,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- een informatie- en consultatieregeling vastgesteld;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de vader veroordeeld in een deel van de kosten van de procedure aan de moeder;
- de proceskosten voor het overige gecompenseerd;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Onder meer staat vast dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en dat de moeder alleen belast is met het gezag over [minderjarige 2].
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, hierna ook kinderalimentatie, en de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige 1] en de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2], hierna ook: de zorgregeling.
2. De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, onder (gelijktijdige) gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikking alsnog te bepalen dat:
- in aanvulling op de zorgregeling zoals vastgesteld bij de bestreden beschikking, de minderjarigen eens in de veertien dagen reeds vanaf woensdagmiddag na school tot aan donderdagochtend naar school bij de vader zullen zijn, met in stand laten van de overige regelingen zoals vastgesteld door de rechtbank;
- de kinderalimentatie met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de alimentatieverplichting, dan wel met ingang van een door het hof in goede justitie te bepalen datum, te stellen op een bedrag van € 134,67 per kind per maand, dan wel op een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;
- te bepalen dat de alimentatieverplichting van de vader zal ingaan per 1 januari 2012;
- de moeder te veroordelen de tot nu toe teveel ontvangen alimentatie conform de door het hof te wijzen beschikking terug te betalen aan de vader, te voldoen binnen twee maanden na betekening van de in deze zaak te wijzen beschikking.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof
in principaal appel
de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn grieven af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden;
in incidenteel appel
bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de bestreden beschikking te vernietigen met betrekking tot de zorgregeling en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat sprake zal zijn van een zorgregeling waarbij de minderjarigen eens in de veertien dagen, zijnde in de oneven weken, vanaf vrijdagmiddag na school (circa 15.30 uur) tot maandagochtend naar school bij de vader zullen verblijven, met bekrachtiging van de bestreden beschikking wat betreft de zorgregeling voor het overige;
- de bestreden beschikking te vernietigen met betrekking tot de hoogte van de kinderalimentatie en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de vader aan de moeder een kinderalimentatie zal betalen van € 184,66 per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, primair met ingang van 29 augustus 2011, subsidiair met ingang van een zodanige datum als het hof redelijk acht.
4. De vader verzet zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen.
Zorgregeling
5. De vader voert het volgende aan. De vader stelt dat de huidige woensdagmiddagregeling te onrustig is voor de minderjarigen. Een regeling waarbij de vader de minderjarigen eens in de veertien dagen op woensdagmiddag vanuit school bij zich heeft zal meer rust bieden en is derhalve in het belang van de minderjarigen.
6. De moeder verweert zich daartegen als volgt. De moeder stelt dat de door de vader verzochte wijziging in de zorgregeling niet in het belang van de minderjarigen is. Ten eerste zou de wijziging ertoe leiden dat de moeder eens in de twee weken helemaal geen vrije middag meer zou kunnen doorbrengen met de minderjarigen. Bovendien speelt het sociale leven van de minderjarigen zich af in [woonplaats moeder] en is het belangrijk dat zij tijd kunnen doorbrengen met vriendjes. Daarnaast stelt de moeder dat de vader de minderjarigen vaak niet zal kunnen opvangen op woensdagmiddag, waardoor de woensdagmiddag feitelijk een oppasmiddag voor opa en oma vaderszijde zal worden.
In incidenteel appel stelt de moeder dat zij in het verzoek van de vader in eerste aanleg om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen de wens van de vader heeft gelezen om een aanzienlijke rol in het leven van de minderjarigen te spelen, alsmede een uiting van grote betrokkenheid van de vader op de minderjarigen. Nu blijkt dat het nooit de bedoeling is geweest van de vader dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem bepaald zou worden, acht de moeder de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet langer in het belang van de minderjarigen. De moeder stelt dat een zorgregeling waarbij de minderjarigen eenmaal per veertien dagen (in de oneven weken) van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijven meer recht doet aan de belangen van de minderjarigen. De moeder voert daartoe aan dat het sociale leven van de minderjarigen zich in [woonplaats moeder] en niet in [woonplaats vader] afspeelt. Voorts voert de moeder aan dat de vader een fulltime dienstverband heeft, zodat het niet voor de hand ligt om veel doordeweekse omgangsmomenten in te bouwen. Daarnaast stelt de moeder dat een co-ouderschapsregeling, dan wel een regeling die daarbij in de buurt komt, onwenselijk is, omdat partijen verschillende visies hebben op de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De moeder stelt dat de vader niet in staat is om adequaat en gedurende een langere periode voor de minderjarigen te zorgen.
7. De vader bestrijdt de stellingen van de moeder in incidenteel appel en stelt dat hij wel degelijk in staat is adequaat en gedurende langere perioden voor de minderjarigen te zorgen. Daarnaast stelt de vader dat hij flexibele werktijden heeft en zijn werkgever bereid is hem om de week op woensdagmiddag vrij te roosteren. De vader zal de zorg voor de minderjarigen dan ook niet overlaten aan zijn ouders. Voorts voert de vader aan dat het contact met de ene ouder niet boven het contact met de andere ouder dient te prevaleren. Daarnaast stelt de vader dat de woningen van partijen op nog geen vier kilometer afstand van elkaar liggen. Derhalve kunnen de minderjarigen ook als zij bij de vader verblijven afspreken met vriendjes. De vader biedt hen ook de gelegenheid daartoe. Bovendien bouwen de minderjarigen bij de woning van de vader een sociaal netwerk op. Tot slot stelt de vader dat gesteld noch gebleken is dat de omgangsregeling tot op heden niet goed zou verlopen. De vader concludeert daaruit dat de moeder geen belang heeft bij haar verzoek de zorgregeling zo aan te passen dat de vader en de minderjarigen aanzienlijk minder contact hebben.
8. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de huidige zorgregeling goed verloopt. Het hof ziet derhalve geen reden om de door de moeder verzochte beperkingen toe te wijzen. Het hof meent met de vader dat de door de vader verzochte uitbreiding op de woensdagmiddag de minderjarigen meer rust zal bieden en derhalve in hun belang is. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat de vader een verklaring van zijn werkgever heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij op de betreffende woensdagmiddagen vrij kan krijgen en de zorg voor de minderjarigen derhalve op zich kan nemen.
Kinderalimentatie
Behoefte
9. De behoefte van de minderjarigen en het netto-gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk zijn niet in geschil. Het hof zal derhalve een eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen van € 287,- per kind per maand als uitgangspunt nemen.
Draagkracht vader
10. De vader stelt dat zijn draagkracht (inclusief fiscaal voordeel) € 439,78 per maand bedraagt. Hij gaat daarbij uit van een bruto maandinkomen van € 2.496,-, waarop maandelijks in mindering strekken zijn pensioenpremie van € 106,53, de kale huur van € 458,61, een zorgpremie van € 102,50, een aanvullende zorgverzekering van € 30,75 en omgangskosten van € 60,- per maand per kind, en waarbij moet worden opgeteld de zorgtoeslag van € 14,- per maand.
11. De moeder weerspreekt de kosten van de omgangsregeling en stelt dat deze maximaal € 40,- per kind per maand bedragen.
12. Het hof overweegt als volgt. Op grond van het hiervoor bepaalde zullen de minderjarigen de ene week van vrijdag uit school tot maandag naar school en de andere week op woensdag uit school tot donderdag naar school, alsmede op zondag van 17.30 uur tot maandag naar school bij de vader verblijven. Het hof acht het derhalve redelijk om bij de berekening van de omgangskosten de ene week rekening te houden met drie dagen, de andere week met één dag verblijf bij de vader. Daarnaast zullen de minderjarigen conform de bij de bestreden beschikking vastgestelde vakantieregeling zeven weken per jaar bij de vader verblijven. Het hof becijfert de kosten voor de omgangsregeling derhalve op 52 weken * 2 dagen plus 7 weken * 5 dagen (zeven vakantiedagen, waarop de twee reeds in de berekening meegenomen dagen in mindering strekken) * € 5,- = € 695,- per kind per jaar, ofwel (afgerond) € 58,- per kind per maand.
Rekening houdend met het bruto maandinkomen van € 2.496,- en de volgende niet of onvoldoende weersproken lasten:
- bijstandsnorm alleenstaande € 936,-;
- pensioenpremie € 106,53;
- kale huur € 458,61, waarop in mindering strekt de wooncomponent in de bijstandsnorm alleenstaande ad € 213,-;
- zorgpremie € 102,50, waarop in mindering strekt € 14,- zorgtoeslag en het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie Zorgverzekeringswet van € 49,-;
- aanvullende zorgpremie € 30,75;
- omgangskosten € 116,-
becijfert het hof de draagkrachtruimte van de vader op € 501,- per maand, waarvan 70 %, ofwel € 351,-, per maand beschikbaar is voor kinderalimentatie. Inclusief fiscaal voordeel is de draagkracht van de vader € 449,70 per maand.
Draagkracht moeder
13. De vader stelt dat de moeder een draagkracht heeft van € 485,01 per maand. De vader gaat daarbij uit van een bruto maandinkomen van € 1.467,50 per maand, waarbij moet worden opgeteld een eindejaarsuitkering van € 1.290,81 per jaar, een huurtoeslag van € 244,- per maand en een zorgtoeslag van € 65,- per maand. De vader houdt daarnaast rekening met de volgende maandelijkse lasten: pensioenpremie van € 129,45, kale huur van € 489,08, zorgpremie van € 102,50, aanvullende zorgverzekering van € 30,75. Voorts houdt de vader rekening met zowel de gewone als de aanvullende alleenstaande ouderkorting, waarop de moeder zijns inziens aanspraak kan maken.
14. De moeder stelt dat zij niet in aanmerking komt voor een huurtoeslag, nu zij meer dan € 21.000,- aan eigen vermogen heeft. Zij stelt dat de vader daarvan genoegzaam op de hoogte is, nu zij geld heeft overgehouden uit de verkoop van de gezamenlijke woning van partijen en omdat zij beschikt over spaargeld in het kader van een levensverzekering. Voorts stelt de moeder dat de aanvullende alleenstaande ouderkorting van rijkswege met ingang van 1 januari 2011 is samengevoegd met de (reguliere) alleenstaande ouderkorting. Met de aanvullende alleenstaande ouderkorting dient derhalve geen rekening gehouden te worden.
15. Het hof overweegt als volgt. De moeder heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij thans geen aanspraak kan maken op huurtoeslag. Ten aanzien van de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting overweegt het hof als volgt. De aanvullende alleenstaande ouderkorting is vervallen als aparte heffingskorting en is met ingang van 2011 samengevoegd met de alleenstaande ouderkorting. Dit houdt in dat de alleenstaande ouderkorting wordt verhoogd met 4,3 % van het arbeidsinkomen, hetgeen betekent dat het hof rekening houdt met een totale alleenstaande ouderkorting aan de zijde van de moeder € 1.874,- per jaar. Voorts houdt het hof rekening met de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
16. Rekening houdend met een bruto maandinkomen van € 1.467,50 en een eindejaarsuitkering van € 1.290,81 per jaar en de volgende niet of onvoldoende weersproken lasten:
- bijstandsnorm alleenstaande € 936,-;
- pensioenpremie € 129,45;
- kale huur € 489,08, waarop in mindering strekt de wooncomponent in de bijstandsnorm alleenstaande ad € 213,-;
- zorgpremie € 102,50, waarop in mindering strekt € 65,- zorgtoeslag en het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie Zorgverzekeringswet van € 49,-;
- aanvullende zorgpremie € 30,75;
becijfert het hof de draagkrachtruimte van de moeder op € 455,- per maand, waarvan 70 %, ofwel € 318,-, per maand beschikbaar is voor kinderalimentatie.
Draagkrachtvergelijking
16. De draagkrachtvergelijking, die het hof met inachtneming van het vorenstaande heeft gemaakt, leidt ertoe dat het in overweging 9 vermelde eigen aandeel in de kosten van de minderjarigen tussen de ouders verdeeld moet worden in die zin dat € 168,- per maand per kind voor rekening van de vader en € 119,- per maand per kind voor rekening van de moeder komt. Nu de draagkracht van de vader toereikend is om met voormeld bedrag bij te dragen, zal het hof de door de vader te betalen kinderalimentatie op dat bedrag vaststellen.
Ingangsdatum
17. De vader stelt dat partijen op 22 juni 2011 feitelijk uit elkaar zijn gegaan en tot september 2011 om en om gebruik hebben gemaakt van de gezamenlijke woning. Voorts heeft de vader tot de verkoop van de echtelijke woning op 9 januari 2012 vrijwel de volledige woonlasten op zich genomen. De vader heeft in die zin al een deel van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen voldaan, nu de huisvesting van de minderjarigen daarvan deel uitmaakt. Ook heeft hij in die periode drie van de zeven dagen voor de minderjarigen gezorgd, waarmee hij een aanzienlijk deel van de kosten voor verzorging en opvoeding voor zijn rekening heeft genomen. Bovendien heeft de vader alle ziektekosten voor partijen betaald. De draagkracht van de vader was, omdat hij de ziektekosten en de lasten van de voormalige gezamenlijke woning voor zijn rekening nam, tot januari 2012 negatief. Tot slot voert de vader aan dat hij maandelijks € 30,- op de spaarrekening van de minderjarigen heeft gestort. De vader stelt derhalve dat het redelijk is dat hij pas met ingang van januari 2012 verplicht wordt gesteld kinderalimentatie aan de moeder te voldoen.
De vader stelt voorts dat hij gelijk na ontvangst van de bestreden beschikking bezwaar heeft gemaakt tegen zowel de hoogte als de ingangsdatum van de kinderalimentatie. De moeder was derhalve op de hoogte van het standpunt hieromtrent van de vader. De vader verzoekt het hof daarom de kinderalimentatie met terugwerkende kracht te verlagen.
18. De moeder stelt dat de rechtbank op goede gronden de ingangsdatum van de kinderalimentatie op 10 april 2011 bepaald heeft, omdat de moeder sinds het feitelijk uiteengaan van partijen de kosten voor de minderjarigen heeft gedragen. Subsidiair stelt de moeder dat de ingangsdatum bepaald zou moeten worden op 23 juni 2011, de dag waarop partijen de gezamenlijke woning om en om zijn gaan bewonen. Meer subsidiair stelt de moeder dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie bepaald zou moeten worden op de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift, te weten 29 augustus 2011, nu de vader met ingang van die datum redelijkerwijs rekening heeft kunnen houden met de mogelijkheid dat een bedrag aan kinderalimentatie zou worden toegewezen.
19. Het hof overweegt als volgt. De vader heeft niet, dan wel onvoldoende, weersproken gesteld dat hij in het jaar 2011 de volledige woonlasten voor de echtelijke woning voor zijn rekening heeft genomen, alsmede de ziektekosten van beide partijen. De vader heeft de woonlasten weliswaar voldaan uit de gezamenlijke rekening van partijen, maar de moeder heeft, in tegenstelling tot de vader, in het jaar 2011 geen bijdragen op deze rekening gestort. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat de vader in 2011 op deze wijze reeds afdoende in de kosten van de minderjarigen heeft voorzien. Het hof zal de ingangsdatum voor de kinderalimentatie derhalve bepalen op 1 januari 2012.
Terugbetalingsverplichting
20. Ter zitting is namens de vader gesteld dat hij vanaf de datum van de bestreden beschikking zijn betalingsverplichting nakomt; de bestaande achterstand (vanaf 10 april 2011 tot aan 3 april 2012) heeft hij echter nog niet ingelopen. Aldus kan de vader het na 1 april 2012 teveel betaalde verrekenen met de achterstand die hij nog moet voldoen. Van een terugbetalingsverplichting door de moeder is dan ook geen sprake.
21. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarigen eens in de veertien dagen van woensdagmiddag uit school tot donderdag naar school bij de vader verblijven;
bekrachtigt de bij bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling voor het overige;
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2012 op € 168,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen en wijst het inleidend verzoek van de moeder voor het overige af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Mink en Van Montfoort, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2012.