ECLI:NL:GHSGR:2012:BY7049

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003437-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting bij supermarkt in Gouda

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot brandstichting bij een supermarkt in Gouda op 17 december 2010. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk stichten van brand, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. De advocaat-generaal baseerde zich op verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en telefoongegevens, die de verdachte op de plaats delict konden plaatsen. De verdachte ontkende echter betrokkenheid en voerde aan dat er geen sluitend bewijs was dat hij de brand had gesticht.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich aan de primair tenlastegelegde voltooide brandstichting had schuldig gemaakt. Het hof concludeerde dat de brand te kort had geduurd om daadwerkelijk gevaar te veroorzaken voor de supermarkt of de bovenliggende woningen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde brandstichting, maar het hof achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot brandstichting.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. Het hof benadrukte dat de poging tot brandstichting een ernstig feit was, dat grote gevolgen had kunnen hebben voor de levens van de bewoners boven de supermarkt. De uitspraak werd gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003437-11
Parketnummer: 09-753072-11
Datum uitspraak: 13 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1988 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2010 te Moerkapelle, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht bij/aan een toegangsdeur (afgesloten middels een rolluik) van een supermarkt (Spar), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) aansteker(s) en/of (een) lucifer(s), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met motorbenzine en/of (een) oplosmiddel(en), althans (een) vluchtige stof(fen), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan het rolluik en/of het deurkozijn van de supermarkt geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die supermarkt en/of de inboedel van die supermarkt en/of voor de belendende percelen en/of de boven de supermarkt gelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2010 te Gouda ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten aan een supermarkt (Spar), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich naar die supermarkt heeft/hebben begeven en/of
- motorbenzine en/of een oplosmiddel, althans een brandbare stof, heeft/hebben gegoten over een toegangsdeur/rolluik van die supermarkt en/of
- een aansteker en/of een lucifer, in elk geval open vuur, in aanraking gebracht met die motorbenzine en/of dat oplosmiddel, in elk geval die brandbare stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis van de rechtbank en veroordeling van de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft zich gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen - zakelijk weergegeven -:
- uit de zich in het dossier bevindende (dvd met en afdrukken van) camerabeelden blijkt dat de brand is gesticht door de inzittenden van een grijze Ford Focus met sunroof. Uit het politieonderzoek is gebleken dat een dergelijke auto op naam van de verdachte heeft gestaan, dat ten tijde van de brandstichting een kennis van de verdachte over deze auto kon beschikken en de verdachte deze auto ook gebruikte. Voorts is gebleken dat de auto enige dagen na de brandstichting is verkocht. De koper heeft verklaard de auto van een Arabisch uitziende man te hebben gekocht;
- uit onderzoek aan de zendmastgegevens van de mast in Moerkapelle van rond het tijdstip van de brand is gebleken van een overlap van de onderhavige zaak met het onderzoek '160Reflex', naar de overval op de Spar supermarkt twee dagen voor het onderhavige feit: één van de telefoonnummers die in het onderzoek '160Reflex' voorkomt, komt ook voor in de lijst met nummers van de zendmast. Het betreft het telefoonnummer [telefoonnummer]. De verdachte heeft eerder aangegeven de houder van dit nummer te zijn. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer blijkt dat veelvuldig contact plaatsvindt met "[getuige]". Deze [getuige] is ook gehoord. Zij heeft verklaard - zakelijk weergegeven - dat ze veelvuldig telefonisch contact heeft met haar vriend; de verdachte. Vanuit de penitentiaire inrichting belt de verdachte ook naar [getuige] en wordt er gesproken over trouwplannen. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] noemt zich [verdachte]. Door één van de verbalisanten die de verdachte op 24 februari 2011 heeft verhoord en welke verbalisant ook de getapte gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer] heeft beluisterd, is de stem van de verdachte tijdens dat verhoor herkend als de stem van de gebruiker van het telefoonnummer. Derhalve kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] is;
- ongeveer anderhalf uur voor de brandstichting heeft de verdachte op zijn telefoon met nummer [telefoonnummer] een smsje van [getuige] ontvangen. Tijdens één van de telefoongesprekken die de verdachte vanuit de PI met haar heeft gevoerd zegt hij daarover: "Die telefoon die ik had, toen er werd gebeld naar die telefoon, jij belde toen naar die telefoon. En toen hebben ze via die zendmast gezien dat ik daar was". Hieruit blijkt dat de verdachte ten tijde van de brandstichting op de plaats delict was;
- zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] kenden de bij de overval op de Spar supermarkt twee dagen eerder overleden dader van die overval. De verdachte noemt hem zelfs een goede vriend. De verdachten hadden derhalve een motief voor de brandstichting.
De advocaat-generaal heeft voorts naar voren gebracht dat door de verdachte geen aannemelijke verklaring voor de onderzoeksbevindingen is gegeven en dat hij aantoonbaar heeft gelogen, met name ten aanzien van de onderlinge verhoudingen tussen hem en de andere bij de zaak betrokken personen, als ook ten aanzien van (de gesprekken met) [getuige].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven, op gronden zoals opgenomen in de door haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota en hetgeen zij daarop mondeling heeft aangevuld -:
- op basis van de camerabeelden valt niet onomstotelijk vast te stellen dat de brand is gesticht door gebruikers van een Ford, dan wel een Ford Focus, dan wel een Ford Focus met sunroof;
- nu het tijdstip van de brand niet onomstotelijk is kunnen worden vastgesteld, kunnen de brand en de auto bovendien niet met elkaar in direct verband worden gebracht;
- daarbij komt dat de verdachte zijn auto van het merk Ford ruim voor het onderhavige feit, namelijk al op 8 november 2010, van de hand heeft gedaan. Hij kon toen niet voorzien dat die auto op 17 december 2010 nodig zou zijn. Na 8 november 2010 is hij bovendien nimmer meer in die auto aangetroffen;
- Niet valt vast te stellen dat de telefoon met het nummer eindigend op 834 ten tijde van het feit van de verdachte was, hetgeen hij betwist, of bij hem in gebruik was. Immers, de telefoon heeft in Moerkapelle slechts één minuut aangestraald en wel om 0:29 uur, terwijl volgens de gegevens van het beveiligingsbedrijf de brand bijna 30 minuten later, om 0:52 uur, plaatsvond. Het voorbereiden en aansteken van de brand kan voorts niet binnen één minuut plaatsvinden, zodat, als de verdachte het feit zou hebben gepleegd, het in de verwachting ligt dat de telefoon dan langer had aangestraald. En zelfs al zou dit ten tijde van het feit het telefoonnummer van de verdachte zijn geweest, dan zegt het enkel dat zijn telefoon ten tijde van het feit op de plaats delict was en niet de verdachte zelf. De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit punt ook nog opgemerkt dat kennelijk alleen het mobiele telefoonnummer van de verdachte relevant was.
De raadsvrouw heeft voorts nog aangevoerd dat geen van de personen op de camerabeelden kan worden herkend als de verdachte en voorts dat het kenteken van de bij de brand gebruikte auto op die beelden niet zichtbaar is. Verder heeft zij, in aanvulling op haar pleitnota, naar voren gebracht dat een sunroof iets anders is dan een dak dat open kan, maar dat het een dak is dat geheel van glas is.
Vrijspraak t.z.v. het primair tenlastegelegde
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan de primair tenlastegelegde voltooide brandstichting heeft schuldig gemaakt. Met name acht het hof niet bewezen dat hiervan gemeen gevaar voor de supermarkt en/of de inboedel van die supermarkt en/of voor de belendende percelen en/of de boven de supermarkt gelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de boven de supermarkt gelegen woning of voor een ander of anderen te duchten was. Het hof overweegt daartoe dat uit het dossier immers blijkt - zakelijk weergegeven - dat de brand te kort heeft geduurd om echt door te dringen in het kozijn bij de ingang van de winkel en daarmee om voldoende warm te worden om goed te kunnen gaan branden.
Naar het oordeel van het hof is het gelet hierop bij een poging gebleven.
Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De beoordeling in hoger beroep
Het hof zal op grond van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep dienen te oordelen of op grond van de voorhanden bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft (mede)gepleegd.
Alvorens over te gaan tot beoordeling van de bewijsmiddelen die door de advocaat-generaal zijn genoemd en de verweren van de verdediging, geeft het hof eerst aan van welke feiten en omstandigheden zoals daarvan blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep het hof uitgaat.
Het hof baseert zich daarbij op hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen "Onderzoek 160Reflex" op p. 94 e.v. van het voorgeleidingsdossier en in het proces-verbaal van bevindingen op p. 79 e.v. van dit dossier is opgenomen.
Aanleiding onderzoek
Op 14 september 2010 vond een overval plaats op de Spar supermarkt aan de Dorpsstraat 19 te Moerkapelle. Bij deze overval raakte één van de daders, genaamd [medeverdachte], ernstig gewond en hij is aan zijn verwondingen overleden. In verband met deze overval is er een onderzoek opgestart onder de naam "160Reflex".
De daders van de overval zijn afkomstig uit Delft en maken daar deel uit van een groep van enkele tientallen jongeren van allochtone afkomst, die zich bezig houden met drugs, diefstallen, inbraken en afpersing/overvallen. Deze groep is afkomstig uit de Componistenwijk in Delft (ambtelijk verslag, p. 4 voorgeleidingsdossier). De dood van één van de overvallers gaf onder deze groep veel beroering en ging gepaard ging met veel emotie. In de media was er in verband met het overlijden van één van de overvallers ook veel aandacht voor deze overval.
In de week van de overval kwamen er bij de politie in Delft en bij het onderzoeksteam verschillende signalen binnen, dat onder deze groep jongeren werd gesproken over represaillemaatregelen tegen de eigenaar van de Spar supermarkt in Moerkapelle.
Tijdstip brand
Op 17 december 2010 omstreeks 00:57 uur kwam bij de meldkamer van de politie Hollands Midden een brandalarm binnen van de betreffende Spar supermarkt. Het rolluik voor de toegangsdeur van de supermarkt was in brand gestoken.
Uit de loggegevens van het brandalarm bij de supermarkt blijkt dat het brandalarm op 17 december 2011 omstreeks 00:52:21 uur bij de meldkamer van Securitas is binnengekomen. Het betrof sectie 1 (ambtelijk verslag, p. 5 voorgeleidingsdossier).
Uit onderzoek in de supermarkt is gebleken dat de rookmelder van sectie 1 zich bevindt in het midden van het winkelgedeelte van de supermarkt. De afstand tussen de ingang van de winkel, waar de brand gesticht was, tot de rookmelder, bedraagt circa 15 meter. Omdat er aan de buitenzijde van de Spar eerst een stalen rolhek zit, daarna nog een schuifdeur en de afstand tussen de ingang en de rookmelder vervolgens dus nog 15 meter bedraagt, is het mogelijk dat er een groot tijdverschil zit tussen de brandstichting bij het stalen rolhek aan de buitenzijde en het afgaan van de rookmelder in de winkel (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1620 2010189995-47, p. 46 voorgeleidingsdossier).
Beoordeling van de bewijsmiddelen zoals die door de advocaat-generaal zijn genoemd en de verweren van de verdediging
Telefoonnummer [telefoonnummer]
Het proces-verbaal van bevindingen "Onderzoek 160Reflex" op p. 94 e.v. van het voorgeleidingsdossier houdt voorts het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Naar aanleiding van de brandstichting werden door een digitaal rechercheur de zendmasten gepeild die vanaf de supermarkt werden aangestraald. Vervolgens zijn met een vordering ex artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering de historische verkeersgegevens van deze zendmasten gevorderd over de periode tussen 16 december 2010 te 23:00 uur en 17 december 2010 te 2:00 uur. De gegevens van deze zendmasten zijn vervolgens - naar het oordeel van het hof begrijpelijkerwijs, gelet op hetgeen onder het kopje "aanleiding onderzoek" is opgenomen - vergeleken met alle telefoonnummers die in het onderzoek "160Reflex" voorkwamen. Hieruit bleek dat één mobiel telefoonnummer uit de zendmastgegevens, te weten het nummer [telefoonnummer], ook voorkwam in het onderzoek "160Reflex." Dit nummer straalde om 0:29:39 uur en om 0:30:45 de zendmast op de Ambachtstraat te Moerkapelle aan. Deze zendmast staat in de directe nabijheid van de Spar supermarkt te Moerkapelle (proces-verbaal van bevindingen p. 130 e.v. einddossier).
Uit onderzoek bij de politie Haaglanden is gebleken dat dit telefoonnummer op 6 januari 2011 is ingevoerd bij de personalia van [verdachte], geboren op [geboortejaar] 1988 en op dat moment wonende aan de [adres] te Delft; zijnde de verdachte. Uit het onderzoek "160Reflex" is gebleken dat via het telefoonnummer onder meer contacten plaatsvonden met de drie overvallers van de Spar supermarkt, waaronder ook de overleden overvaller.
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 130 e.v. van het einddossier blijkt dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] in de periode van 21 november 2010 tot en met 18 januari 2011 597 keer telefonisch contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. In de specifieke periode van 16 december 2010 te 16:12:52 uur en 17 december 2010 te 12:45:10 uur waren er 40 belcontacten tussen deze nummers.
Op 16 december 2010 omstreeks 23:16 uur werd er een sms-bericht verzonden vanaf het mobiele telefoonnummer
[telefoonnummer 2] naar het nummer [telefoonnummer].
Bij het afluisteren van de getapte telefoongesprekken bleek dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] zichzelf [verdachte] noemt en dat hij door de personen met wie hij contact heeft ook zo wordt genoemd.
Verder is gebleken dat het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik is bij een vrouw genaamd [getuige], dat zij de vriendin van [verdachte] is, dat ze verloofd zijn en dat ze gaan trouwen. Uit verder onderzoek blijkt dat [getuige] de achternaam van [getuige] is en dat ze is geboren op [geboortejaar] 1989 te [geboorteplaats].
Uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 18 e.v. van het einddossier blijkt voorts dat, naast [getuige], ook de andere contacten van het telefoonnummer [telefoonnummer] zowel in de periode voor als na de brandstichting hetzelfde zijn. Onder die contacten bevindt zich onder meer [medeverdachte], één van de andere verdachten van de brandstichting.
Op 8 maart 2011 is voornoemde [getuige] als getuige gehoord. Ze heeft verklaard dat ze sinds een jaar een serieuze relatie met [verdachte] heeft en dat het klopt dat ze gaan trouwen. Buiten haar broers en haar vader heeft ze geen contact met andere mannen dan met [verdachte]. Op de vraag of ze alle gesprekken die de politie van haar heeft beluisterd dus met [verdachte] heeft gevoerd, heeft ze "ja" geantwoord. [getuige] heeft verder nog verklaard dat de bijnaam van [verdachte] "[naam]" is.
In een afgeluisterd gesprek dat de verdachte op 11 maart 2011 vanuit de PI met [getuige] heeft gevoerd, zegt hij tegen [getuige] dat het haar schuld is dat hij vast zit en hij legt dan uit: "Die telefoon die ik had, toen er werd gebeld naar die telefoon, jij belde toen naar die telefoon. En toen hebben ze via die zendmast gezien dat ik daar was." (proces-verbaal p. 43 e.v. einddossier).
Auto van het merk Ford Focus
In het dossier bevinden zich beelden van een camera die is bevestigd aan de gevel van de Rabobank aan de Kerkstraat te Moerkapelle. De camera neemt beelden op vanuit de Dorpsstraat, in de richting van de Kerkstraat. Van de opnames van deze camera is een DVD gemaakt met beelden vanaf 17 december 2010 te 00:24:21 uur tot 00:37:31 uur (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1609 2010189995-33, p. 47 e.v. voorgeleidingsdossier). Van deze beelden bevinden zich prints in het dossier (p. 49 t/m 68 en p. 72 t/m 78).
Bovengenoemd proces-verbaal houdt onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
- 00:24:21 - 00:24:23: een grijze auto die geen verlichting voert komt aanrijden en parkeert;
- Het betreft mogelijk een driedeurs auto van het merk en type Ford Focus;
- 00:32:41 - 00:32:46: er komen twee mannen uit de auto. De voorste man draagt iets wits in zijn rechterhand;
- 00:33:52 - 00:33:55: De mannen lopen weg bij de auto en lopen dan uit beeld richting Dorpsstraat;
- 00:34:30 - 00:35:36: eén man loopt terug naar de auto en loopt vervolgens weer terug in de richting van de Dorpsstraat;
- 00:37:04 - 00:37:07: de camera reageert door het oplichten van de gevel in de Dorpsstraat. Op de beelden is te zien dat de gevel van de Rabobank geel oplicht en dat de woning ter hoogte van de eerder geparkeerde grijze auto ook geel oplicht;
- 00:37:09 - 00:37:10: twee mannen lopen terug naar de eerdergenoemde auto;
- 00:37:11 - 00:37:18: de mannen stappen in de auto;
- 00:37:18 - 00:37:31: de auto rijdt, wederom onverlicht, weg in de richting van de Dorpsstraat.
In het dossier bevindt zich ten aanzien van de beelden voorts een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1620 2010189995-35 (p. 69 e.v. voorgeleidingsdossier). In dit proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd - zakelijk weergegeven -:
- 00:24:21 uur: een personenauto licht van kleur, waarschijnlijk grijs, rijdt het beeld binnen en parkeert. Het betreft een Ford Focus, oud type;
- 00:31:29: De bestuurder van de auto en de bijrijder stappen uit. De voorste persoon heeft iets in zijn hand. Het oogt als van enig gewicht en dus niet leeg en lijkt op een jerrycan. Het voorwerp is licht van kleur. Beide personen lopen van de Ford Focus rechts in beeld naar links van het beeld;
- 00:34:30: de mannen komen teruglopen naar de Ford Focus;
- nadat de personen weer heen en weer hebben gelopen, is te zien dat omstreeks 00:37:04 uur er plotseling meer licht in het camerabeeld waarneembaar is. Ook is te zien dat het geen vast, maar levend licht betreft (vuur);
- 00:37:09: de twee eerder waargenomen personen behorend bij de Ford Focus komen, kennelijk gehaast, weer in beeld;
- de mannen stappen in, waarna de Ford Focus wegrijdt. Om 00:37:27 heeft de Ford Focus het beeld verlaten. Daarna komen brandweer en politie ter plaatse.
Het proces-verbaal van bevindingen op p. 99 e.v. van het voorgeleidingsdossier houdt in dat er omstreeks 00:37 uur geen verkeer passeerde, zodat de lichtgloed die op dat tijdstip op de muur van de Rabobank te zien is een andere bron heeft dan een lamp van een voertuig.
Op verzoek van de politie hebben enkele medewerkers van een Forddealer een drietal prints van de beelden bekeken. De medewerkers waren het erover eens dat de auto op de prints een driedeurs Ford Focus hatchback betreft, vervaardigd tussen 1998 en 2005 (proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1620 2010189995-34, p. 81 e.v. voorgeleidingsdossier).
Het proces-verbaal op p. 99 e.v. van het voorgeleidingsdossier houdt voorts in dat er een onderzoek is ingesteld naar de Ford Focus die tijdens de brandstichting in Moerkapelle was. Daartoe zijn via het Landelijk Informatiepunt Voertuigcriminaliteit (LIV) de kentekens opgevraagd van de personenauto's van het merk en type Ford Focus, kleur grijs, model 1999 tot en met 2005, waarvan de tenaamstelling van het kenteken in de periode van 14 december 2010 tot en met 17 december 2010 voorkomt - kennelijk en naar het oordeel van het hof begrijpelijk, gelet op hetgeen onder het kopje "aanleiding onderzoek" is opgenomen - in het postcodegebied Delft en Zuid-Holland. Teneinde vast te stellen of (bel)contacten van de verdachte voorkomen op deze lijst van kentekenhouders, werden de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] met deze lijst vergeleken. Hieruit bleek dat de persoon genaamd [medeverdachte 2], geboren [geboortejaar] 1975 te [geboorteplaats], zowel in de historische verkeersgegevens van de verdachte als op de genoemde lijst van kentekenhouders voorkomt.
Op de lijst van het LIV met daarop de kentekenhouders van een Ford Focus met de genoemde kenmerken, gebied Zuid-Holland komt voor een Ford Focus, kleur grijs, tweedeurs (daarmee wordt bedoeld twee portieren en een achterklep) met kenteken [kentekennr.]. Dit kenteken stond vanaf 8 november 2010 tot en met 20 december 2010 op naam van [medeverdachte 2], geboren op [geboortejaar] 1975. Op 20 december 2010 werd het kenteken overgeschreven op naam van [getuige 2], geboren op [geboortejaar] 1979.
In de periode van 6 november 2010 tot en met 8 november 2010 stond het kenteken op naam van de verdachte.
[medeverdachte 2] is op 8 februari 2011 gehoord als verdachte en hij heeft toen onder meer het volgende verklaard - zakelijk weergegeven -: hij heeft twee auto's op naam gehad. Eén van die twee auto's had een kenteken met XX erin. Hij doet dat voor een persoon die "[bijnaam verdachte]" genoemd wordt. Het telefoonnummer van [bijnaam verdachte] begint met [telefoonnummer]. De auto betrof een grijze Ford Focus. Hij heeft nooit in de auto gereden of gezeten. Toen de auto op naam van iemand anders werd gezet was hij daar niet bij.
Voorts is door verbalisanten met [getuige 2] gesproken. Hij is bevraagd over zijn auto, te weten een grijze Ford Focus met het kenteken [kentekennummer]. Hij heeft verklaard dat hij de auto heeft gekocht van een Egyptische jongen.
Het laatste contact van het nummer [telefoonnummer] voor de brandstichting bestaat uit een sms-bericht dat om 00:08:42 vanaf dit nummer werd verstuurd naar het mobiele telefoonnummer in gebruik bij [getuige]. Dit tijdstip ligt ongeveer 16 minuten voor aankomst van de Ford Focus in Moerkapelle (ambtelijk verslag p. 5 einddossier).
Naar het oordeel van het hof is op basis van de bevindingen ten aanzien van de beelden niet onomstotelijk vast te stellen of de betreffende Ford Focus al dan niet een sunroof had. Op de van het LIV verkregen lijst is dit kenmerk ook niet genoemd, omdat een Ford Focus niet standaard is uitgerust met een sunroof. Voor het bewijs laat het hof dit uiterlijk kenmerk van de auto dan ook buiten beschouwing, zodat het verweer van de raadsvrouw op dit punt onbesproken kan blijven.
Motief
Op p. 63 van het einddossier bevindt zich een proces-verbaal met bijlage, betreffende een getapt telefoongesprek dat de verdachte op 15 maart 2011 vanuit de PI heeft gevoerd met een onbekende vrouw. Tijdens dat gesprek zegt de verdachte onder meer tegen de vrouw: "(...) ze denken dat ik er iets mee te maken heb, omdat ik een vriend van [medeverdachte 3] was (...). Daarom denken ze dat ik het ben."
Uit het bovenstaande blijkt voorts dat [medeverdachte 3] een belcontact van de verdachte was.
Conclusies
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden concludeert het hof het volgende:
- de brand is op 17 december 2010 omstreeks 0:37 uur gesticht door de inzittenden van een grijze Ford Focus. Op de camerabeelden van de Rabobank is omstreeks dat tijdstip immers plotseling meer licht in het beeld waarneembaar. Het betreft zogenoemd 'levend licht' (vuur). Niet aannemelijk is dat dit licht een andere bron heeft. Vastgesteld is dat er geen andere voertuigen reden en brandweer en politie op dat moment nog niet ter plaatse waren. Het verweer van de raadsvrouw dat het licht ook van de alarmdiensten kan zijn of anderszins gaat derhalve niet op en wordt op grond van het vorenstaande verworpen;
- ten tijde van de brandstichting kon de verdachte over een grijze Ford Focus beschikken;
- op grond van hetgeen onder het kopje "Telefoonnummer [telefoonnummer]" is overwogen in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat het telefoonnummer [telefoonnummer] ten tijde van de brandstichting aan de verdachte toebehoorde en - met name op basis van de inhoud van het getapte gesprek dat de verdachte op 11 maart 2011 vanuit de PI met [getuige] heeft gevoerd - dat niet alleen zijn telefoon maar ook de verdachte zelf ten tijde van de brandstichting op de plaats delict aanwezig was. Daaraan doet, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, niet af dat de telefoon van de verdachte om 0:30:45 uur (en niet om 0:29 uur) voor de laatste maal aanstraalde, terwijl het brandalarm om 00:52:21 uur bij de meldkamer van Securitas binnenkwam. De brand is immers omstreeks 0:37 uur gesticht, derhalve slechts ongeveer zeven minuten later, en zoals weergegeven onder het kopje "tijdstip brand" kan er een groot tijdverschil zitten tussen de brandstichting bij het stalen rolhek aan de buitenzijde en het afgaan van de rookmelder in de winkel, nu daarachter nog een schuifdeur zit en de afstand tussen de ingang en de rookmelder vervolgens nog 15 meter bedraagt. Evenmin kan, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, aan 's hofs conclusie afdoen dat de telefoon van de verdachte maar heel kort de zendmast heeft aangestraald;
- de verdachte had een motief voor de brandstichting, nu zijn vriend [medeverdachte] als gevolg van de overval op de Spar supermarkt om het leven is gekomen.
Oordeel van het hof
Het hof acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem subsidiair tenlastegelegde poging tot brandstichting heeft begaan op de wijze als in de hierna opgenomen uitgestreepte bewezenverklaring is omschreven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 december 2010 te Gouda ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand te stichten aan een supermarkt (Spar), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was, met dat opzet met zijn mededader,:
- zich naar die supermarkt heeft begeven en
- motorbenzine en een oplosmiddel, althans een brandbare stof, heeft gegoten over een rolluik van die supermarkt en
- open vuur in aanraking gebracht met die brandbare stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan poging tot brandstichting bij een supermarkt. Het betreft een zeer ernstig feit. Als de brand had doorgezet, dan waren door het handelen van de verdachte en zijn mededader de levens van het boven de supermarkt wonende echtpaar op het spel komen te staan. Alleszins aannemelijk is dat dit feit op hen, als ook op de eigenaren van de supermarkt zeer grote impact heeft gehad. Door feiten als de onderhavige worden bovendien ook in zijn algemeenheid in de samenleving levende angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid versterkt. Het hof is van oordeel dat hierop in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan door een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof anderzijds ook in aanmerking dat de verdachte in eerste aanleg van het tenlastegelegde is vrijgesproken en hij sindsdien al enige tijd leeft onder de dreiging van een strafvervolging die mogelijkerwijs tot een gevangenisstraf zou leiden.
Uiteraard neemt het hof tevens in aanmerking dat het hof tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde poging is gekomen, terwijl de eis van de advocaat-generaal is gebaseerd op veroordeling voor het primair tenlastegelegde .
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer,
mr. R.C. Langeler en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2012.
Mrs. A.M.P. Gaakeer en M.C.R. Derkx zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.