Rolnummer: 22-005533-11
Parketnummers: 10-660268-09, 10-662702-11 en
09-528532-07 (TUL)
Datum uitspraak: 13 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1963,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 tweede deel en 6 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 eerste deel en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent het beslag en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - bij een tweetal inleidende dagvaardingen waarvan de feiten, nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd, door het hof zijn doorgenummerd en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
(parketnummer 10-660268-09)
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Rotterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 28,3 kilogram hennep, te weten ongeveer 21,30 kilogram natte hennep en ongeveer 7 kilogram droge hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of 68,3 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 23 september 2009 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid/hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 24 september 2009 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN, model GP-35, kaliber 9 MM, en/of munitie in zin van artikel 1, lid 1 onder 4° van de Wet Wapens en Munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 48 kogelpatronen, kaliber 9 MM voorhanden heeft gehad;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 november 2009 te Rotterdam en/of Dirksland en/of Wadenoijen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) geld en/of een auto verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemde voorwerp(en) gebruik gemaakt, namelijk door
- in de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 november 2009 meermalen contante stortingen met een totaalbedrag van 20.600 euro heeft ontvangen op diens bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] en/of
- op of omstreeks 24 juni 2008 te Wadenoijen een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kentekennummer 1] aan te schaffen en hiervoor een bedrag van 30.000 euro contant te betalen, althans een aanzienlijk bedrag en/of
- op of omstreeks 20 juni 2009 te Dirksland een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kentekennummer 2] aan te schaffen en hiervoor een bedrag van 14.500 euro contant te betalen, althans een aanzienlijk bedrag en/of
- op 24 september 2009 te Rotterdam een geldbedrag van ongeveer 1900 euro voorhanden te hebben terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 november 2009 te Rotterdam en/of Dirksland en/of Wadenoijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen, althans eenmaal, van voorwerp(en), te weten een motorfiets, merk Yamaha, type YZF, kenteken [kentekennummer 3] en/of een auto, merk BMW, type 118d, kenteken [kentekennummer 4] de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerpen, was of wie bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat genoemde motorfiets en/of auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- de motorfiets op naam van [medeverdachte 1] en/of
- de auto op naam van [medeverdachte 2]
gesteld, althans te naam van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] laten stellen;
(parketnummer 10-662702-11)
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in één of meer kamer(s), althans één of meer ruimte(s) van een (woon)pand, gelegen op of aan de Cole Porterstraat, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 6695 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2010 tot en met 25 mei 2010, te Rotterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een personenauto (Audi A4 Avant met kenteken [kentekennummer 5]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van die personenauto gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 tweede deel en 6 is ten laste gelegd.
Naar het oordeel van het hof is evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd. De hasjiesj is weliswaar in de woning van de verdachte aangetroffen, doch op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar 's hofs oordeel niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die de hasjiesj opzettelijk aanwezig had.
Voorts is naar 's hofs oordeel niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4, eerste deel, tweede gedachtestreepje is ten laste gelegd, nu ten laste is gelegd dat de auto van het merk BMW, type X5, met kenteken [kentekennummer 1] is aangeschaft op of omstreeks 24 juni 2008, terwijl uit het dossier blijkt dat de betreffende BMW is aangeschaft op 24 april 2008.
De verdachte behoort mitsdien van die feiten te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 eerste deel, eerste, derde en vierde gedachtestreepje en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A.
hij op 24 september 2009 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 21,30 kilogram natte hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
B.
hij op 24 september 2009 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7 kilogram droge hennep zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 23 september 2009 te Rotterdam meermalen opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid/hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 24 september 2009 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN, model GP-35, kaliber 9 mm, en munitie in zin van artikel 1, lid 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 48 kogelpatronen, kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 november 2009 te Rotterdam en Dirksland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een auto verworven en geld voorhanden gehad, namelijk door
- in de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 november 2009 meermalen contante stortingen met een totaalbedrag van 20.600 euro te ontvangen op diens bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] en
- op 20 juni 2009 te Dirksland een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kentekennummer 2] aan te schaffen en hiervoor een bedrag van 14.500 euro contant te betalen
- op 24 september 2009 te Rotterdam een geldbedrag van ongeveer 1900 euro voorhanden te hebben terwijl hij wist en dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
hij op 25 mei 2010 te Rotterdam een (woon)pand, gelegen aan de Cole Porterstraat, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 6695 gram hennep(toppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 2 en 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu
niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte die feiten heeft gepleegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
De zoon van de verdachte heeft op 25 september 2009 tegenover de politie verklaard dat hij wist dat zijn vader wiet in huis had, dat zijn vader ongeveer een jaar geleden met de wiet is begonnen en dat zijn vader de wiet als partij doorverkoopt. De verdediging heeft de juistheid van deze verklaring betwist, doch het hof acht deze verklaring betrouwbaar, met name omdat de verklaring wordt ondersteund door andere, door het hof gebezigde bewijsmiddelen, uit welke bewijsmiddelen volgt dat de verdachte hennep in huis had en dat hij meer geld tot zijn beschikking had dan hij uit legale inkomsten verkreeg.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de partij hennep die de politie op 25 mei 2010 op de zolder van zijn woning achter een schot heeft aangetroffen niet van hem was, maar van een vriend wiens naam hij niet wil zeggen. De verdachte heeft verklaard dat die vriend hem op 25 mei 2010 rond half twaalf opbelde en tegen hem zei dat hij even een tas kwijt moest, welke tas hij die middag rond een uur of zes weer zou komen ophalen. De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutel van zijn woning onder de mat voor de voordeur heeft gelegd en dat die vriend mogelijk de tas met hennep op de zolder heeft neergezet.
Het hof acht deze alternatieve lezing van de gang van zaken niet aannemelijk. De verdachte heeft dit scenario pas ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren gebracht, terwijl hij eerder tegenover de politie heeft verklaard dat er geen andere mensen in zijn woning kwamen. Voorts heeft de verdachte geen opening van zaken gegeven omtrent de identiteit van de vriend. Tot slot acht het hof de inhoud van de verklaring van de verdachte niet aannemelijk nu ongeloofwaardig moet worden geacht dat deze vriend meerdere zakken naar de zolder heeft gebracht en die zakken daar achter een schot in een kamer heeft verborgen om ze vervolgens na een paar uur weer op te halen.
Het hof verwerpt beide verweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1A en 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 1B en 5 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 tweede deel en 6 ten laste gelegde, en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 eerste deel en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen, vervoeren en aanwezig hebben van hennep. Het gebruik van drugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en de handel in drugs brengt doorgaans andere vormen van criminaliteit met zich mee. Hiertegen dient streng te worden opgetreden. Dat de verkoop van softdrugs in coffeeshops - onder strikte voorwaarden - wordt gedoogd, zoals de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd, doet niets af aan de strafwaardigheid en de strafbaarheid van het handelen van de verdachte.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het in zijn woning voorhanden hebben van een vuurwapen met daarbij behorende munitie. Het illegaal voorhanden hebben van dergelijke wapens dient met het oog op de veiligheid van personen en - in samenhang daarmede - ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft.
Daarnaast heeft de verdachte een gewoonte gemaakt van witwassen, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
In het nadeel van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder meermalen voor heling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Alles overwegende en mede in aanmerking genomen de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft evenwel geconstateerd dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden. Er is immers in eerste aanleg niet binnen de volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad gehanteerde termijn van 2 jaren na de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, maar pas 2 jaren en 2,5 maand na die datum, vonnis gewezen. Rekening houdend met die overschrijding, zal het hof het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf met 1 maand bekorten.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg gevorderd dat de personenauto van het merk Volkswagen, type Touareg, met kenteken [kentekennummer], en de sleutel en deel II van het kentekenbewijs van die auto verbeurd worden verklaard.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat voorwerpen waarop overeenkomstig het bepaalde in artikel 94a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering conservatoir beslag is gelegd niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring als bedoeld in artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op het doel en de strekking van deze vorm van beslag en de complicaties die verbeurdverklaring van die voorwerpen oplevert in een eventuele ontnemingszaak. Het hof zal de vordering tot verbeurdverklaring mitsdien afwijzen.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zal het hof als volgt beslissen.
Ten aanzien van de motorfiets van het merk Yamaha, type YZF, met kenteken [kentekennummer 3] en de personenauto van het merk Audi, type A4, met kenteken [kentekennummer 5], volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Ten aanzien de personenauto van het merk BMW, type 118D, met kenteken [kentekennummer 4], volgens opgave van de verdachte toebehorend aan [medeverdachte 2], zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbende.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 26 maart 2009 onder parketnummer 09-528532-07 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 4 eerste deel, tweede gedachtestreepje, 4 tweede deel en 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 eerste deel, eerste, derde en vierde gedachtestreepje en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 eerste deel, eerste, derde en vierde gedachtestreepje en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot verbeurdverklaring van de personenauto van het merk Volkswagen, type Touareg, met kenteken [kentekennummer 1], de sleutel van die auto en deel II van het kentekenbewijs van die auto.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven motorfiets van het merk Yamaha, type YZF, met kenteken [kentekennummer 3] en de personenauto van het merk Audi, type A4, met kenteken [kentekennummer 5].
Gelast de teruggave aan [medeverdachte 2] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto van het merk BMW, type 118D, met kenteken [kentekennummer 4].
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 26 maart 2009, parketnummer 09-528532-07, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 december 2012.