Rolnummer: 22-002625-12
Parketnummer: 10-178077-11
Datum uitspraak: 7 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1978,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 650,-, subsidiair 13 dagen hechtenis, te voldoen in twee maandelijkse termijnen van elk € 200,- en een maandelijkse termijn van € 250,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde partij]milieucontroleur bij Stadstoezicht Rotterdam, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "je bent een jood, een vuile jood, je doet maar", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 juli 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde partij] milieucontroleur bij Stadstoezicht Rotterdam, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "je bent een jood,je doet maar".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Door de verdediging gevoerde verweren:
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte primair aangevoerd dat - zakelijk weergegeven - de verdachte dient te worden vrijgesproken nu de bewoordingen van de verdachte "je bent een jood, je doet maar" evident niet de strekking hadden om de ambtenaar aan te randen in zijn eer en/of goede naam.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In het arrest van 3 juli 2012, LJN BW9960, bepaalt de Hoge Raad in het geval het gaat om een belediging die iemand in zijn tegenwoordigheid is aangedaan: "In een dergelijk geval moet een uitlating als beledigend worden beschouwd indien zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer en goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan (vgl. HR 22 december 2009, LJN BJ9796, NJ 2010/671)".
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding (BVA nummer 2011208297) heeft de verdachte in het onderhavige geval in de richting van het slachtoffer geroepen: "Ik vind je een jood" en "Je bent een jood". Op het moment dat de verdachte deze woorden riep stonden er ongeveer 5 omstanders in de nabije omgeving van het slachtoffer, die deze woorden ook moeten hebben gehoord.
De controleur heeft daarbij ook verklaard zich door de uitspraken van de verdachte ernstig gekrenkt te hebben gevoeld. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op het moment dat hij de voornoemde woorden uitte boos was omdat hij een parkeerboete had gekregen van het slachtoffer.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de vorenstaande feiten en omstandigheden worden afgeleid dat de verdachte met de uitspraak "je bent een jood" de bedoeling had om de controleur te krenken en kan deze onder de gegeven omstandigheden als beledigend worden gekwalificeerd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep subsidiair aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het vinden dat iemand een jood is geen strafbaar feit oplevert. De vrijheid van meningsuiting, gestipuleerd in artikel 7 van de Grondwet, weegt hier zwaarder dan de mogelijke belediging van de ambtenaar, aldus de raadsman.
Dat in casu de uiting van de verdachte zich beledigend in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht heeft uitgelaten, is hiervoor reeds overwogen. Het grondrecht waarop de verdachte zich beroept vindt zijn begrenzing in door de wetgever strafbaar gesteld gedrag. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan de belediging van een ambtenaar. Met deze handelwijze heeft hij blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met beledigingen vanuit het publiek.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 22c, 22d en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. G. Knobbout en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2012.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.