Rolnummer: 22-001233-12
Parketnummer: 09-925674-11
Datum uitspraak: 5 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Voorschoten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], die [benadeelde partij] heeft benaderd en/of die [benadeelde partij] heeft belet verder te fietsen en/of die [benadeelde partij] richting de bosjes heeft geleid/gedwongen en/of die [benadeelde partij] (tegen haar schouder(s)) richting de bosjes heeft geduwd en/of (hierbij) (dreigend) een hand in zijn jaszak heeft gehouden en/of achter die [benadeelde partij] heeft aangerend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 augustus 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Voorschoten,
[benadeelde partij] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [benadeelde partij], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het niet (kunnen) vervolgen van haar weg, immers heeft verdachte
- die [benadeelde partij] benaderd en/of
- die [benadeelde partij] belet verder te fietsen en/of
- die [benadeelde partij] richting de bosjes geleid/gedwongen
en/of
- die [benadeelde partij] (tegen haar schouder(s)) richting de
bosjes geduwd en/of
- (hierbij) (dreigend) een hand in zijn jaszak
gehouden en/of
- achter die [benadeelde partij] aangerend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 29 augustus 2011, omstreeks 13.00 uur, fietste aangeefster, [benadeelde partij], in het park bij recreatiegebied Vlietlanden te Leidschendam, toen zij daar door de verdachte werd benaderd met de vraag of zij naar het naturistenstrand ging. Nadat aangeefster hierop geen antwoord gaf, heeft de verdachte haar belet om verder te fietsen en heeft hij haar richting de bosjes gedwongen door haar bij de schouders te pakken en haar richting de bosjes te duwen. Nadat aangeefster al gillend wegrende, is verdachte achter haar aangerend, echter op het moment dat hij de vriendinnen van aangeefster zag aankomen fietsen, heeft hij zich omgedraaid en is hij de bosjes ingevlucht.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij het meisje mogelijk zou hebben verkracht als hij daar de mogelijkheid toe had gehad.
Bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer weet waarom hij aangeefster heeft beetgepakt en heeft hij steeds ontkend dat haar wilde verkrachten.
Met betrekking tot de verklaringen die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd, overweegt het hof het volgende. Psycholoog dr. Bullens heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de verdachte zeer beïnvloedbaar en vatbaar voor suggestie is. Dr. Bullens heeft geconcludeerd dat de verdachte zowel tijdens de politieverhoren als tijdens het psychologisch onderzoek geregeld mee gaat in de suggesties die hem worden geboden. Het hof heeft tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep dit gedrag van de verdachte eveneens waargenomen. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat met betrekking tot het gebruik van de verklaringen die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd, uiterste behoedzaamheid geboden is.
Naar het oordeel van het hof kunnen uit de vastgestelde feiten en omstandigheden, zoals hiervoor weergegeven, een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde poging tot verkrachting niet volgen. De handelingen van de verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet (zonder meer) aan te duiden als handelingen gericht op verkrachting, ook niet als die in onderling verband worden bezien. Hetgeen de verdachte op vragen van de politie verklaard heeft over de wijze waarop zijn handelingen geduid moeten worden, brengt het hof niet tot een ander oordeel, gegeven de behoedzaamheid die naar het oordeel van het hof geboden is bij het gebruik van deze verklaringen.
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 29 augustus 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,[benadeelde partij] door geweld of enige andere feitelijkheid en gericht tegen die [benadeelde partij], wederrechtelijk heeft gedwongen iets niet te doen of te dulden, te weten het niet (kunnen) vervolgen van haar weg, immers heeft verdachte
- die [benadeelde partij] benaderd en
- die [benadeelde partij] belet verder te fietsen en
- die [benadeelde partij] richting de bosjes geleid/gedwongen
en
- die [benadeelde partij] tegen haar schouders richting de
bosjes geduwd.
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Een ander door geweld of een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets niet te doen, te dulden.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage d.d. 9 november 2011, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch-psycholoog en de psychiatrische rapportage d.d. 20 november 2011, opgemaakt door drs. A.M.M. van der Reijken, psychiater, omtrent de persoon van de verdachte.
Beiden deskundigen stellen vast dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis en dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking.
Over de toerekeningsvatbaarheid aangaande het ten laste gelegde feit onthouden beide deskundigen zich van een uitspraak, nu de verdachte het feit ontkent.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, in samenhang bezien met het bewezen verklaarde strafbare feit, is het hof van oordeel dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van het gepleegde strafbare feit.
Er zijn voorts ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij De Waag dan wel een soortgelijke instelling.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd, indien het hof het subsidiair ten laste bewezen verklaard, om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij De Waag dan wel een soortgelijke instelling.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag in een park een minderjarig meisje op de fiets aangesproken, verhinderd verder te fietsen, beetgepakt en richting bosjes geduwd, op de wijze zoals is bewezenverklaard. Blijkens haar aangifte is voor het slachtoffer sprake geweest van een beangstigende situatie die zij als zeer bedreigend heeft ervaren.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat, gelet op de ernst en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde in de toekomst herhaling te voorkomen, acht het hof het noodzakelijk aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de hierna te melden bijzondere voorwaarde te koppelen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf een proeftijd van vijf jaren te koppelen. Het hof stelt vast dat gelet op het feit dat in casu is bewezen verklaard de proeftijd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, ten hoogste drie jaren kan bedragen, hetgeen door het hof dan ook zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of t.b.v. vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs a.b.i. art. 1 Wet o/d identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te 's-Gravenhage en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. M. Moussault en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 december 2012.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.