ECLI:NL:GHSGR:2012:BY7143

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000312-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het te koop aanbieden van valse merkkleding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1952, werd beschuldigd van het opzettelijk te koop aanbieden van valse merkkleding, specifiek boxershorts van het merk Björn Borg. De feiten vonden plaats op 24 mei 2010 te Zoetermeer, waar de verdachte samen met een medeverdachte marktkramen had gehuurd. De verdachte en haar medeverdachte verkochten valse merkkleding en deelden de opbrengst. Het hof oordeelde dat er sprake was van medeplegen, ondanks het verweer van de raadsman dat de verdachte niet betrokken was bij de verkoop van de boxershorts. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van twee weken op, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van twintig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 28 uren. Het hof gelastte ook de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte, omdat niet was aangetoond dat deze door het strafbare feit waren verkregen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000312-12
Parketnummers: 09-665408-10 en 11-712832-08(TUL)
Datum uitspraak: 6 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 5 januari 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op
[geboortejaar] 1952,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 oktober 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en/of in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten ondergoed van Björn Borg en/of kleding van G-STAR en/of parfum van de/het merk(en) Armani en/of Azzaro en/of Burberry en/of Cacharel en/of Chanel en/of Christian Dior en/of DKNY en/of Dolce & Gabbana en/of Givenchy en/of Guerlain en/of Hugo Boss en/of Issey Miyake en/of Lacoste en/of Lancôme en/of Nina Ricci en/of Paco Rabanne en/of Yves Saint Laurent, heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 24 mei 2010 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk valse merken, te weten ondergoed van Björn Borg, te koop heeft aangeboden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ter adstructie van zijn standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat - zakelijk weergegeven - er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van het te koop aanbieden van de vervalste boxershorts van Björn Borg, nu zij enkel haar eigen marktkraam had waar zij haar eigen spullen (horloges en parfum) verkocht en zij evenmin zou profiteren van de eventuele winst die [medeverdachte] zou maken met de verkoop van de boxershorts, die aan [medeverdachte] en niet aan haar toebehoorden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het onderliggende strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Op 24 mei 2010 te Zoetermeer heeft de verdachte samen met [medeverdachte] twee marktkramen gehuurd voor de verkoop van goederen, waarbij zij beiden de helft van de totale huurprijs hebben betaald. Op één kraam stond een bord met de tekst "Duo Pak Bjorn-Borg boxershorts te koop voor 10,00 euro" en lagen boxershorts van het merk Bjorn-Borg, op de andere kraam lagen horloges en parfum. Verdachte en haar medeverdachte zaten op een stoel achter de kraam met de boxershorts. Toen verbalisant [verbalisant] aan de verdachte en [medeverdachte] vroeg of zij de verkopers van de goederen op deze kraam waren, antwoordden zij dat zij samen de verkopers van die goederen waren. Voorts volgt uit de politieverklaring van [medeverdachte] d.d. 24 mei 2010 dat de verdachte de helft van de opbrengst van de verkoop van de boxershorts zou krijgen, nu zij had geholpen met de verkoop hiervan.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met [medeverdachte] bij het te koop aanbieden van de boxershorts van het vervalste merk Björn Borg. Aldus is er naar het oordeel van het hof sprake van medeplegen van het te koop aanbieden van valse merkkleding. Of de verdachte al dan niet de eigenaar van de goederen was, doet aan het vorenstaande niet af. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken te koop aanbieden.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden van valse merkkleding. Niet alleen worden met valse merkkleding de rechthebbenden van de auteursrechten op deze waren schade toegebracht, maar tevens wordt bonafide bedrijven, die wel aan auteursrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. De verdachte heeft ook bij deze activiteiten slechts oog gehad voor geldelijk gewin.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat zij meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 17 april 2009 onder parketnummer 11-712832-08 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken - een taakstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis, gelasten.
Beslag
Ten aanzien van de onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van in totaal € 496,56, zoals deze onder 1 tot en met 3 zijn vermeld op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte deze geldbedragen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit heeft verkregen, en evenmin is gebleken dat zich een andere wettelijke grond voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van deze bedragen voordoet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 337 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder de verdachte in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: drie geldbedragen van in totaal
€ 496,56.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 17 april 2009, parketnummer 11-712832-08, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een taakstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. A. Kuijer en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 november 2012.
mr. P.H. Holthuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.