ECLI:NL:GHSGR:2012:BY9707
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. van Leuven
- A. Kamminga
- J. Mink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en opslagkosten LBIO met betrekking tot overeenkomst tussen man en moeder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van opslag- en executiekosten aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). De man had in hoger beroep vijf grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte geen rekening had gehouden met aantekeningen van zijn advocaat en dat de aankondigingsbrief van het LBIO niet voldeed aan de wettelijke eisen. De man betwistte ook dat hij opslagkosten verschuldigd was over de periode van februari 2002 tot heden, en voerde aan dat hij en de moeder een overeenkomst hadden gesloten die de invordering door het LBIO zou beïnvloeden.
Het hof heeft de grieven van de man beoordeeld en vastgesteld dat de aantekeningen van de advocaat, hoewel later ingediend, onderdeel uitmaakten van het debat in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de aankondigingsbrief van het LBIO voldeed aan de wettelijke eisen en dat de man op de hoogte was van de inhoud. De stelling van de man dat hij geen opslagkosten verschuldigd was, werd verworpen, omdat hij niet voldeed aan de eis van regelmatige betalingen aan het LBIO. Het hof concludeerde dat de man de kosten van het hoger beroep moest dragen en bekrachtigde het bestreden vonnis van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van onderhoudsplichtigen en de rol van het LBIO in de inning van kinderalimentatie. Het hof bevestigde dat de man, ondanks zijn argumenten, aansprakelijk bleef voor de opslag- en executiekosten, en dat een overeenkomst tussen hem en de moeder het LBIO niet bindt. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de wetgeving rondom kinderalimentatie en de verantwoordelijkheden van betrokken partijen.