ECLI:NL:GHSGR:2012:BY9742

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000996-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal en mishandeling binnen familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal en mishandeling van zijn vader. De feiten vonden plaats in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte op 14 november 2011 een poging deed om in te breken in een garage door het slot te forceren, en op 8 november 2011 zijn vader mishandelde. De verdachte werd op 14 november 2011 aangehouden en heeft tijdens zijn verhoor op 15 november 2011 een verklaring afgelegd die later door het hof werd uitgesloten van het bewijs, omdat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn recht op consultatie bijstand van een advocaat voor de nieuwe verdenkingen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, een taakstraf van 160 uren, en een geldboete van €200,00. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, met name de mishandeling van de vader, en de noodzaak van toezicht en begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000996-12
Parketnummer: 09-901046-11
Datum uitspraak: 6 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 14 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (garage bij) een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen geld/goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die garage/woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door het forceren van het slot van de (garage)deur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 08 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een persoon, te weten [benadeelde partij 2], met kracht tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen de knie, althans het lichaam heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 08 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen die deur heeft geschopt;
4:
hij op of omstreeks 14 november 2011 te 's-Gravenhage (een) (zelf vervaardigd) slagwapen, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaats, de H.E. van Gelderlaan.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking Salduz-verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter zitting in hoger beroep - overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities - aangevoerd dat de op 15 november 2011 om 16.55 uur door de verdachte afgelegde verklaring bij de politie dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De verdachte is op 14 november 2011 aangehouden en gehoord ter zake poging tot diefstal en een overtreding van de Wet Wapens en munitie. Voorafgaande aan dit verhoor heeft hij contact gehad met zijn raadsvrouw. Op dat moment was noch de verdachte, noch de raadsvrouw bekend dat hij ook verdacht werd van een mishandeling en een vernieling. Vervolgens is de verdachte op 15 november 2011 om 16.55 uur verhoord ter zake mishandeling van zijn vader en vernieling op 8 november 2011. Voorafgaande aan dit verhoor is de verdachte ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld een advocaat te raadplegen, noch is hij gewezen op zijn consultatierecht, aldus de raadsvrouw. Bovendien blijkt niet dat hij van dit recht afstand heeft gedaan.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat de door de verdachte op 15 november 2011 om 16.55 uur afgelegde verklaring van de verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Verdachte is op 14 november 2011 omstreeks 23:07 uur aangehouden op verdenking van een poging tot diefstal met braak. De verdachte is vervolgens voorgeleid aan de hulpofficier van justitie waarbij hij is gewezen op zijn recht op consultatiebijstand door een advocaat voor de aanvang van het verhoor door de politie. De verdachte heeft contact gehad om 13:15 uur met advocate mr. Marjavovic voorafgaand aan zijn verhoor op dinsdag 15 november 2011 om 13:40 uur. Verdachte is tijdens dit verhoor ondervraagd over de verdenking dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan diefstal, poging tot diefstal en vernieling.
Verdachte is vervolgens opnieuw verhoord op diezelfde dag, 15 november 2011, om 16:55 uur, omdat hij tevens stond gesignaleerd als verdachte van mishandeling van zijn vader en voor vernieling op 8 november 2011. Niet is gebleken dat de verdachte met betrekking tot deze andere verdenkingen dan waarvoor hij was aangehouden op 14 november 2011 overleg heeft gehad met zijn raadsvrouw of daartoe ten minste in de gelegenheid is gesteld.
Gelet op de rechtspraak van het EHRM in de zaak Salduz tegen Turkije, 27 november 2008, NJ 2009, 214 en de daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad en met inachtneming van de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor van 16 maart 2010 (2010A007), Stc. 2010, 4003 en in werking getreden op 1 april 2010, p. 4 (Nieuwe verdenking tijdens verhoor) waarin expliciet wordt vermeld dat indien een nieuwe verdenking ontstaat die niet verband houdt met het feit waarvoor verdachte is aangehouden en verhoord, hij op zijn consultatierecht dient te worden gewezen, had de verdachte naar het oordeel van het hof moeten worden geïnformeerd over zijn recht om opnieuw zijn raadsvrouw te raadplegen met betrekking tot deze nog niet met zijn raadsvrouw besproken verdenkingen, alvorens te worden verhoord door de politie op 15 november 2011 om 16:55 uur.
Gelet op het bovenstaande dient deze verklaring van 15 november 2011 (16:55 uur) derhalve te worden uitgesloten van het bewijs.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 14 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen, toebehorende aan [benadeelde partij], en zich daarbij de toegang tot die garage te verschaffen door middel van braak, door het forceren van het slot van de (garage)deur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 08 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond, te weten [benadeelde partij 2], met kracht tegen het hoofd heeft geslagen en tegen de knie heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3:
hij op 08 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [benadeelde partij 2], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen die deur te schoppen
4:
hij op 14 november 2011 te 's-Gravenhage een zelf vervaardigd slagwapen, zijnde een voorwerp als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaats, de H.E. van Gelderlaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De door de raadsvrouw in haar pleitnotities opgenomen bewijsverweren worden door de bewijsmiddelen weersproken. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen de korte tijdsduur die is verstreken tussen het moment dat de meldkamer van de politie de melding van de getuige heeft ontvangen en doorgezet en het moment dat de verbalisanten de verdachte in het oog kregen en de achtervolging inzetten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het aan hem onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door het slot van een garagedeur te forceren. Daarmee heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Ook heeft hij een sok met daarin een stalen dopsleutel bij zich gedragen, die als slagwapen kan fungeren. Het voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp kan een groot risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Daarnaast heeft de verdachte zijn vader op de bewezen verklaarde wijze mishandeld. Hierdoor heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vader. Daarbij heeft de verdachte de voordeur van het ouderlijk huis vernield door hiertegen te schoppen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Bij het vaststellen van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Beslag
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze onder de nummers 1, 2 en 3 vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het onder 1 genummerde voorwerp een voorwerp betreft met betrekking tot welke feit 1 is begaan en de gezamenlijkheid van de onder 2 en 3 vermelde voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 45, 57, 62, 300, 304, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Den Haag en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze onder de nummers 1, 2 en 3 vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2012.