GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.108.728/01
Zaak- rolnummer rechtbank : 400149/KG ZA 12-311
arrest van de familiekamer van 18 december 2012
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R.J. Sparreboom te Spijkenisse,
de man,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerd
niet verschenen.
Bij exploot van 1 juni 2012 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 11 mei 2012 door de voorzieningenrechter in de recht¬bank te Rotterdam tussen partijen gewezen, hierna: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het be¬stre¬den vonnis heeft ver¬meld.
Bij memorie van grieven (zonder producties) heeft de vrouw zeven grieven geformuleerd.
Tegen de man is verstek verleend.
De vrouw heeft haar procesdossier aan het hof over¬ge¬legd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het hof zal de relevante feiten, waar nodig aangevuld, hieronder weergeven:
a. partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen; het huwelijk is op [in] 2007 door echtscheiding ontbonden;
b. bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2009 is de verdeling van de gemeenschap vastgesteld; daarbij zijn een aantal zaken aan de man toegedeeld en een aantal zaken aan de vrouw;
c. van de bij die beschikking aan de man toegedeelde zaken maakt het appartementsrecht aan de [adres] te Rotterdam deel uit; dit is aan de man toegedeeld onder verrekening van de helft van de waarde op 4 augustus 2009 met de vrouw;
d. bij genoemde beschikking is de behandeling van de zaak ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de omvang van verschuldigde vergoedingen wegens overbedeling verder in onderling overleg te regelen;
e. bij beschikking van 29 juli 2011 heeft de rechtbank bepaald dat de man ten titel van overbedeling vanwege de verdeling van de gemeenschap een bedrag van € 56.564,85 aan de vrouw dient te voldoen.
2. Voor zover hier van belang heeft de rechtbank bij het bestreden vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - de vrouw bevolen over te gaan tot het laten opheffen van het beslag gelegd op het loon van de man, op verbeurte van een dwangsom van € 7.500,- per gehele of gedeeltelijke overtreding van dit gebod en € 1.000,- per dag of dagdeel dat deze gehele of gedeeltelijke overtreding van het gebod voortduurt, te rekenen binnen 24 uren na betekening van het bestreden vonnis.
3. Door de vrouw wordt gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen, het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, opnieuw rechtdoende, bij arrest voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerde in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van geïntimeerde alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
4. In geschil is het namens de vrouw gelegde beslag op het loon van de man.
5. Gezien de onderlinge samenhang tussen de grieven van de vrouw bespreekt het hof deze zo veel mogelijk gezamenlijk.
6. De vrouw is het niet eens met de beslissing in kort geding dat het namens haar gelegde loonbeslag moet worden opgeheven. Volgens de vrouw is haar vordering op de man van € 56.564,85 wegens overbedeling wel degelijk opeisbaar, nu de man daartoe uitvoerbaar bij voorraad is veroordeeld en hij tegen de desbetreffende beslissing geen hoger beroep heeft ingesteld. De vrouw betwist dat voormelde vordering voornamelijk is terug te voeren op de toedeling aan de man van het appartementsrecht aan de [adres] te Rotterdam, zoals in het bestreden vonnis is overwogen. De vordering ziet tevens op tal van andere posten. De vrouw stelt dat zij altijd heeft willen meewerken aan de goederenrechtelijke overdracht van voormeld appartementsrecht aan de man, mits zij dan gelijktijdig het bedrag uit haar vordering wegens overbedeling van de man zou ontvangen. Van haar kan niet verlangd worden dat zij een verhaalsobject opgeeft voordat haar vordering is voldaan. Daarnaast is bij de man geen sprake van een noodtoestand in die zin dat hij door het beslag in acute financiële problemen is gekomen, althans de man heeft zulks niet aangetoond. Mocht bij de man toch sprake zijn van betalingsproblematiek, dan is deze te wijten aan zijn eigen laksheid inzake het bewerkstelligen van de daadwerkelijke verdeling. De vrouw ziet geen andere mogelijkheid dan het verschuldigde bedrag door middel van loonbeslag te incasseren. Beslaglegging op het appartementsrecht zelf, zoals de rechtbank overweegt, zou een te zwaar middel zijn en bovendien kapitaalsvernietiging betekenen.
7. De man heeft in eerste aanleg aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat het beslag onrechtmatig is nu het prematuur van aard is. Volgens de man moet eerst verdeeld worden voordat de vordering opeisbaar wordt. Immers, zonder verdeling kan er geen sprake zijn van overbedeling. De man heeft de vrouw herhaalde malen gewezen op het premature karakter van het beslag, maar zij heeft nimmer gereageerd. Nu de vrouw daarnaast stelselmatig heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waaronder het appartementsrecht aan de [adres] te Rotterdam, kon de man niet anders dan een kort geding entameren teneinde het door de vrouw gelegde beslag op te heffen en haar te veroordelen mee te werken aan de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Bovendien heeft de vrouw voor een buitenproportionele wijze van executie gekozen. Het loonbeslag treft de man onevenredig hard nu hij daardoor zeer veel moeite heeft zijn vaste lasten te voldoen, hetgeen tot betalingsachterstanden leidt.
8. Het hof stelt voorop dat een beschikking die in kracht van gewijsde is gegaan in beginsel kan worden geëxecuteerd, tenzij dit misbruik van bevoegdheid oplevert. Hiervan kan sprake zijn indien de te executeren beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of, indien na de beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
9. Het hof overweegt als volgt. De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 4 augustus 2009 de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap vastgesteld en de man vervolgens bij beschikking van 29 juli 2011 onder meer, en uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om aan de vrouw ten titel van overbedeling een bedrag te betalen van € 56.564,85. Deze laatste beschikking is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. Op basis van die beschikking heeft de vrouw derhalve een opeisbare vordering op de man en heeft zij het recht, indien de man aan die veroordeling niet voldoet, executiemaatregelen te treffen, zoals in casu het loonbeslag.
10. Dat sprake zou zijn van een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in de beschikking van 29 juli 2011 is gesteld noch gebleken.
11. Gelet op hetgeen in het geding naar voren is gebracht, is het hof voorts van oordeel dat het rechtsmiddel loonbeslag door de vrouw ook overigens niet onnodig en/of onredelijk is aangewend. De verdeling van de huwelijksgemeenschap is reeds bij beschikking van 4 augustus 2009 vastgesteld. De vrouw heeft gemotiveerd betwist dat zij geen medewerking aan de levering van genoemd appartementsrecht aan de man wil verlenen. De man heeft zijn stelling dienaangaande na deze betwisting onvoldoende onderbouwd. Deze stelling van de man is dan ook niet komen vast te staan. De man heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad een notaris in te schakelen teneinde de goederenrechtelijke verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap te effectueren, nu de vrouw eerst eind maart 2012 loonbeslag heeft doen leggen. Dat de man zulks heeft nagelaten komt voor zijn eigen rekening en risico. Bovendien is, ook al zou dit voor de man wenselijk zijn, in dezen de levering van het appartementsrecht aan de man niet een voorwaarde voor het door de vrouw kunnen doen gelden van haar aanspraak op het bedrag uit overbedeling.
12. Het hof acht voorts in hoger beroep onvoldoende aannemelijk geworden dat de man door het beslag in acute financiële problemen is geraakt. Het hof neemt hierbij in aanmerking de door de vrouw aangevoerde omstandigheden dat de man een maandelijkse teruggave ter zake van de hypotheekrenteaftrek ontvangt, alsmede aftrek heeft wegens betaalde kinderalimentatie en dat de man huurinkomsten geniet uit de verhuur van het pand aan de [adres] te Rotterdam.
13. Nu geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de vrouw noch van een noodtoestand voor de man, noch is gebleken dat de man disproportioneel is getroffen door het beslag, komt het hof tot het oordeel dat de vrouw gerechtigd was loonbeslag onder de man te leggen teneinde haar belang - de ontvangst van de geldsom van € 56.564,85 - te realiseren. Dit alles leidt tot de slotsom dat het bestreden vonnis in zoverre moet worden vernietigd en dat de desbetreffende inleidende vordering van de man zal worden afgewezen.
14. Hetgeen partijen over en weer nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
15. Het hof ziet geen reden de man te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties en daarmee af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken van familierechtelijke aard de kosten worden gecompenseerd. De desbetreffende vordering van de vrouw zal derhalve worden afgewezen.
16. Mitsdien wordt als volgt beslist.
vernietigt het bestreden vonnis door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2012 tussen de partijen gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, opnieuw rechtdoende:
wijst de inleidende vordering van de man voor zover deze ziet op de opheffing van het beslag op verbeurte van een dwangsom alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Lückers, Labohm en Mink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2012 in aanwezigheid van de griffier.