ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ2982

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.106.615-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van den Wildenberg
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en ontheffing van gezag tijdens uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van minderjarigen tijdens hun uithuisplaatsing. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, hierna te noemen Jeugdzorg, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 2 april 2012, waarin een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing werd gegrond verklaard. Deze aanwijzing beperkte de contacten tussen de met gezag belaste ouders en de minderjarigen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben op 15 juni 2012 een verweerschrift ingediend, terwijl de pleegouders op 5 oktober 2012 ook een verweerschrift hebben ingediend.

Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, die eerder was verlengd tot 12 juni 2012, van rechtswege is geëindigd door de benoeming van Jeugdzorg als voogd. Hierdoor had Jeugdzorg geen belang meer bij het hoger beroep tegen de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. Het hof heeft de argumenten van Jeugdzorg verworpen, waarbij het hof oordeelde dat de door Jeugdzorg aangehaalde uitspraken betrekking hadden op andere situaties dan die in deze zaak aan de orde waren.

De pleegouders hadden ook verzoeken ingediend, maar het hof verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun verzoeken, omdat deze verzoeken niet voor het eerst in hoger beroep konden worden gedaan. Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep van Jeugdzorg verworpen en de pleegouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 14 november 2012
Zaaknummer : 200.106.615/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-761
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te Leiden,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat mr. P.J. Montanus te ’s-Gravenhage,
tegen
1. [verzoeker 1],
hierna ook te noemen: de vader, en
2. [verzoeker 2],
hierna ook te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders in hoger beroep,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat mr. L. Rijsdam te Katwijk.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [pleegouder 1] en [pleegouder 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2];
2. [pleegouder 3] en [pleegouder 4],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 3];
3. [pleegouder 5] en [pleegouder 6],
wonende te Schoonhoven,
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 4].
hierna gezamenlijk ook te noemen: de pleegouders van de minderjarigen,
advocaat mr. L.W. Castelijns te Velsen.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
1. Horizon Pleegzorg te Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen: Horizon Alphen;
2. Horizon Pleegzorg te Dordrecht,
hierna te noemen: Horizon Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Jeugdzorg is op 9 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 2 april 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De ouders hebben op 15 juni 2012 een verweerschrift ingediend.
De pleegouders van de minderjarigen hebben op 5 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van Jeugdzorg:
- op 1 juni 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 8 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 17 oktober 2012 mondeling behandeld, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.112.413/01 (betreffende de ontheffing van de ouders van het gezag over de minderjarigen).
Ter zitting waren aanwezig:
- mevrouw M. van Scheppingen (gezinsvoogd), de heer P.G. Ziedses des Plantes (teamleider) en mevrouw I. Bendoumou namens Jeugdzorg, bijgestaan door de advocaat van Jeugdzorg;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- de advocaat van de pleegouders;
- mevrouw M. Versteeg en de heer M. van Dam namens de raad:
- de heer H.T. Janssen namens Horizon Alphen:
- mevrouw H.N.G. den Ouden namens Horizon Dordrecht.
De advocaat van de ouders heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de schriftelijke aanwijzing van 1 maart 2012 van Jeugdzorg en naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 7 juni 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats];
(hierna gezamenlijk: de minderjarigen) gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, verlengd van 12 juni 2011 tot 12 juni 2012.
Bij schriftelijke aanwijzing van 1 maart 2012 is de bezoekregeling tussen de ouders en de minderjarigen teruggebracht naar een bezoek van één uur in de twee maanden. De bezoeken zullen begeleid worden door de gezinsvoogd of pleegzorgbegeleidsters. Tevens zal eens in de twee maanden een bel- of e-mail contact zijn tussen de ouders en de minderjarigen.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek tot vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing van 1 maart 2012 gegrond verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 1 maart 2012.
2. Jeugdzorg verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen.
3. De ouders verweren zich daartegen en verzoeken het hof Jeugdzorg niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel de grieven van Jeugdzorg ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen en uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4. De pleegouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een contactregeling tussen de ouders en de minderjarigen vast te stellen waarbij de ouders contact hebben met twee kinderen tegelijk eenmaal per acht weken onder toezicht, op neutraal terrein, voor de duur van een uur, alsmede drie maal per jaar een bezoek met alle kinderen en pleegouders samen (zonder ouders), en voorts eenmaal per acht weken telefonisch contact tussen de ouders en elk kind afzonderlijk (met uitzondering van [minderjarige 4]), althans een regeling vast te stellen die het hof in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
5. Het hof overweegt als volgt. Jeugdzorg komt in hoger beroep van een beschikking waarbij een verzoek tot vervallen verklaren van een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1:263a, lid 1, BW, gegrond is verklaard. In voormelde schriftelijke aanwijzing heeft Jeugdzorg voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen de met de gezag belaste ouders en de minderjarigen beperkt. Bij beschikking van 14 november 2012 heeft dit hof de door de rechtbank uitgesproken ontheffing van de ouders van het ouderlijk gezag over de minderjarigen bekrachtigd. Jeugdzorg heeft daarom geen belang meer bij haar beroep tegen de vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing nu Jeugdzorg, zijnde een rechtspersoon, bij de bekrachtigde beschikking tot voogdes over de minderjarigen is benoemd waardoor de ondertoezichtstelling van rechtswege is geëindigd.
Jeugdzorg heeft zich ter zitting nog beroepen op twee uitspraken, waaruit zou volgen dat de ondertoezichtstelling niet van rechtswege zou zijn geëindigd en er derhalve nog een belang zou zijn. Het hof is van oordeel dat de uitspraken betrekking hebben op andere situaties dan de aan de orde zijnde. In de ene zaak betrof het een situatie waarin Jeugdzorg op incidentele basis was belast met de voogdij en de andere een situatie, waarin (toen) de voogdij van de ene ouder overging naar de andere ouder.
Het hof zal het beroep van Jeugdzorg dan ook verwerpen.
6. Met betrekking tot het verzoek van de pleegouders overweegt het hof als volgt. Dit betreft een verzoek in hoger beroep. Een dergelijk verzoek kan, wat daar verder ook van zij, krachtens artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. Het hof zal dan ook de pleegouders niet-ontvankelijk verklaren in hun zelfstandige verzoeken.
7. Op grond van het vorenoverwogene beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verwerpt het hoger beroep van Jeugdzorg;
verklaart de pleegouders niet-ontvankelijk in hun verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Van Montfoort, bijgstaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2012.