GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 21 november 2012
Zaaknummer : 200.108.558/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 12-188
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.K.J. Plaisier te Rotterdam,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.J. Ruysendaal te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 20 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 april 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 21 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 31 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder opgave van redenen niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de tussen partijen uitgesproken echtscheiding.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uit te spreken alsnog af te wijzen en/of de man in dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren althans een verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking af te wijzen met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
4. De vrouw stelt dat het huwelijk niet is ontwricht en voor zover dit het wel het geval is, dan is deze ontwrichting niet duurzaam. Zij voert daartoe het volgende aan. Partijen wonen sinds enige jaren niet meer samen in Nederland, maar gaan jaarlijks gedurende ruime tijd met elkaar op vakantie naar hun land van herkomst (Turkije). Zij verblijven aldaar, al dan niet tezamen met hun kinderen, in het vrijstaande huis van de man. Zij wonen daar samen en er is sprake van wederzijdse verzorging. Binnen de Turkse cultuur wordt niet geaccepteerd dat het huwelijk daadwerkelijk wordt ontbonden en de vrouw ervaart de echtscheidingsprocedure als een schande. Naar de mening van de vrouw wenst de man de echtscheidingsprocedure niet meer.
5. De man heeft de standpunten van de vrouw gemotiveerd bestreden. Hij heeft goed nagedacht over zijn beslissing en meent dat geen beroep kan worden gedaan op cultureel/religieuze aspecten. Hij persisteert bij zijn verzoek tot echtscheiding.
Duurzame ontwrichting
6. Het hof stelt voorop dat op grond van art. 1:151 BW de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten wordt uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam ontwricht is. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. Indien een echtgenoot gemotiveerd stelt en daarbij volhardt dat hij niet meer met zijn echtgenoot kan samenleven, zal dit voor de rechter vrijwel altijd een beslissende aanwijzing zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht (HR 6 december 1996, NJ 1997, 189) waardoor aan (verdere) bewijslevering niet meer wordt toegekomen.
7. Het hof overweegt als volgt. De man volhardt in hoger beroep in zijn standpunt dat hij niet meer wenst samen te leven met de vrouw. Ter zitting heeft de man aangevoerd dat hij, anders dan de vrouw heeft gesteld, al jarenlang niet meer met de vrouw op vakantie is geweest naar Turkije. Mede in aanmerking nemende dat tussen partijen vaststaat dat zij in Nederland al enige jaren gescheiden wonen en leven, is het hof van oordeel dat wel degelijk sprake is van een ontwrichting, die als duurzaam kan worden aangemerkt. Het hof betrekt daarbij dat de vrouw door ook in hoger beroep niet ter zitting te verschijnen het hof de mogelijkheid heeft onthouden zich een eigen indruk te vormen omtrent de beweegredenen van de vrouw voor haar verzet tegen de door de man verzochte echtscheiding. Voor zover de vrouw zich beroept op de omstandigheid dat scheiding binnen de Turkse cultuur niet is geaccepteerd, overweegt het hof dat een geloofsovertuiging niet maatgevend is voor het in de Nederlandse samenleving als geheel geldend recht met betrekking tot de mogelijkheid van ontbinding van het huwelijk (zie Hoge Raad 12 juli 2002, NJ 2002, 541).
Proceskosten
8. Het hof overweegt als volgt. In eerste aanleg heeft de vrouw, aan wie het inleidend verzoekschrift van de man bij deurwaardersexploot was betekend, geen verweer gevoerd tegen de door de man verzochte echtscheiding. Vervolgens is zij alsnog in hoger beroep gekomen van de echtscheidingsgrond. Evenwel heeft de vrouw - zonder opgaaf van redenen - nagelaten om ter zitting te verschijnen en haar standpunt dat geen sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen - gelet op de uitgebreid gemotiveerde betwisting daarvan door de man - nader toe te lichten. Het hof ziet in de wijze waarop de vrouw heeft geprocedeerd en de man nodeloos in de procedure heeft betrokken aanleiding om de vrouw in de kosten van de procedure van het hoger beroep te veroordelen.
9. Het hof zal als volgt beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
veroordeelt de vrouw in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de man tot deze uitspraak begroot op € 2.079,- gespecificeerd als volgt:
- € 1.788,- salaris advocaat;
- € 291,-, griffierecht;
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Kamminga en Van Wijk, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012.