GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 28 november 2012
Zaaknummer : 200.113.412/01
Rekestnummer rechtbank : 12-2067
1. [verzoeker 1],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], thans feitelijk verblijvende te ’s-Gravenhage in de Jeugdinrichting Stichting JJC,
hierna te noemen: de jeugdige, en
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
verzoeksters in hoger beroep,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de verzoeksters,
advocaat mr. C.R.D. Kommer te ’s-Gravenhage,
de Stichting Bureau Jeugdzorg te ’s-Gravenhage,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoeksters zijn op 17 september 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 juli 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 17 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Voorts is van de zijde van Jeugdzorg op 30 november 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
De zaak is op 7 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de jeugdige en haar moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- de heer J. van der Wiel en de heer R. de Rijk namens Jeugdzorg.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, Jeugdzorg gemachtigd de jeugdige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg, van 30 juli 2012 tot 4 juli 2013, zulks ter effectuering van het aan de bestreden beschikking aangehechte indicatiebesluit van 2 mei 2012.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van de jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 30 juli 2012 tot 4 juli 2013.
2. De verzoeksters verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het inleidend verzoek van Jeugdzorg alsnog af te wijzen, dan wel te beslissen dat de jeugdige op korte termijn zal worden teruggeplaatst ofwel dat op korte termijn hiernaartoe zal worden gewerkt.
3. Jeugdzorg verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen.
4. Ter onderbouwing van het hoger beroep stellen de verzoeksters dat de machtiging ten onrechte is verleend omdat de gronden niet aanwezig zijn. Zij voeren daartoe het volgende aan. De jeugdige heeft de positieve ontwikkelingen die zij had in de open instelling Jeugdformaat, wel degelijk kunnen vasthouden. Er is slechts eenmaal een incident geweest ten gevolge waarvan zij later is thuisgekomen dan gepland. De verzoeksters bestrijden dat de jeugdige regelmatig te laat zou zijn gekomen en stellen dat de moeder door de jeugdige tijdig op de hoogte wordt gesteld van haar verblijf. De jeugdige had op een gegeven moment teveel hulpverlening en wilde een time out. De overgang van een gesloten naar een open setting was te groot voor de jeugdige. Thans maakt de jeugdige een positieve ontwikkeling door. Zij doet het goed op de groep waar zij verblijft.
5. Jeugdzorg bestrijdt het beroep van de verzoeksters. Zij verweert zich daartegen als volgt. De jeugdige is meermalen te laat teruggekomen bij Jeugdformaat en is meerdere keren ’s nachts weggeweest zonder dat bekend was waar zij verbleef. Jeugdzorg erkent dat de moeder probeert uit te zoeken waar de jeugdige verblijft, maar geeft aan dat de moeder ook haar zorgen heeft geuit over de jeugdige. Jeugdzorg meent dat de overgang van jeugddetentie van de jeugdige naar een woonvoorziening van Jeugdformaat de eerste maanden goed is gegaan. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van de jeugdige, mede gezien haar kwetsbaarheid. Zij vertoont zelfbepalend gedrag en gaat om met “verkeerde” vrienden. De jeugdige heeft bescherming en behandeling nodig in de vorm van gesloten jeugdzorg om zich verder te ontwikkelen. Zij mag op dit moment met verlof naar haar moeder. In de opbouw met verlof is zij tweemaal een afspraak niet nagekomen.
6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 29b lid 3 van de Wet op de jeugdzorg wordt een machtiging tot opneming van een jeugdige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, ongeacht zijn instemming daarmee, slechts verleend indien de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal ontrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
7. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. De jeugdige heeft te kampen met ernstige gedragsproblemen die een bedreiging vormen voor haar ontwikkeling naar volwassenheid. Zij is een verwaarloosd en geparentificeerd meisje dat in haar leven veel heftige gebeurtenissen heeft meegemaakt. Zij heeft gedragsproblemen, waaronder ernstige agressieregulatieproblematiek. De jeugdige is sterk beïnvloedbaar en niet in staat om haar grenzen aan te geven. In 2011 is de jeugdige veroordeeld voor een overval in vereniging waarbij sprake was van bedreiging en geweld. In december 2011 is zij vrijgelaten en geplaatst in een 24-uursvoorziening (de Frankenslag). In het begin liep die plaatsing redelijk voorspoedig. Er was sprake van een positieve ontwikkeling. De jeugdige stelde zich gemotiveerd op en nam deel aan een dagbehandeling bij het Palmhuis. Begin april 2012 is de jeugdige gedragsproblemen gaan vertonen die vergelijkbaar waren met de problemen voor haar veroordeling. Zij heeft zich verschillende malen onttrokken aan de 24-uursvoorziening. Onbekend was op die momenten waar de jeugdige verbleef, wat ze deed en met wie. De veiligheid van de jeugdige was daarbij in het geding. De hulpverlening in de
24-uursvoorziening was ontoereikend doordat de jeugdige zelf bepalend gedrag vertoonde en sterk beïnvloedbaar was door anderen. De begeleiders van de Frankenslag, noch de moeder waren op dat moment in staat de jeugdige te begrenzen.
8. Naar het oordeel van het hof bestaat er een reële kans dat de jeugdige zich, indien zij weer in een andere residentiële instelling wordt geplaatst, zal onttrekken aan de zorg die zij nodig heeft of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de jeugdige op 16 oktober 2012 - toen zij derhalve al was geplaatst in de accommodatie voor gesloten jeugdzorg - tijdens de sportles is weggelopen met een jongen en pas enige dagen later ’s nachts door de politie is teruggebracht.
9. Het hof acht het in het belang van de jeugdige dat zij rust en structuur geboden krijgt binnen de accommodatie zodat zij toe kan komen aan haar noodzakelijke ontwikkeling. Zij is gestart met het zogenoemde 16+ traject van Jeugdformaat. Op korte termijn zal er aanvang worden gemaakt met de behandeling bij De Waag voor de gedragsproblemen van de jeugdige. Daarnaast wordt zij voorbereid op het volgen van een MBO-opleiding.
10. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de kinderrechter terecht de machtiging tot gesloten jeugdzorg heeft verleend. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, van Nievelt en Van der Linden,
bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2012.