ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ3707

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
100.110.051/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Kamminga
  • Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep en kinderalimentatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2012, staat de kinderalimentatie centraal. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 april 2012, waarin de bijdrage van de moeder aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind is vastgesteld op € 80,- per maand. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. Blok, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij dit te laat had gedaan, namelijk pas op 21 september 2012, terwijl de termijn tot 20 september 2012 liep.

In het principaal hoger beroep betoogt de vader dat de rechtbank ten onrechte de volledige woonlasten van de moeder heeft meegenomen bij de bepaling van haar draagkracht. Hij stelt dat de huidige echtgenoot van de moeder in staat is om de helft van de woonlasten te betalen, en dat de moeder dus slechts met de helft van deze lasten rekening gehouden moet worden. Het hof oordeelt dat de moeder niet voldoende heeft onderbouwd dat haar echtgenoot niet in staat is bij te dragen aan de woonlasten, en volgt de vader in zijn argumentatie.

Het hof stelt de kinderalimentatie vast op € 124,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2011 tot 18 september 2012, de datum waarop de onderhoudsverplichting van de moeder eindigde. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de moeder de alimentatie moet betalen, ook al kan er nog beroep worden aangetekend tegen deze beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 december 2012
Zaaknummer : 200.110.051/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-2840
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.C. Blok te Zoetermeer.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 17 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 18 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 21 september 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingediend.
Bij het hof zijn voorts van de zijde van de vader de volgende stukken ingekomen:
- op 26 juli 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 17 augustus 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 30 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 2 november 2012 een brief van 1 november 2012 met bijlage.
De zaak is op 15 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de door het hof geboden gelegenheid om schriftelijk zijn mening kenbaar te maken.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de door de moeder met ingang van 1 juli 2011 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), bepaald op € 80,- per maand, vanaf 18 april 2012 telkens bij vooruitbetaling aan de vader te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voorts is bepaald dat iedere partijen de eigen proceskosten betaalt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de moeder aan de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: de kinderalimentatie).
2. De vader verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de moeder een bijdrage dient te leveren in de kosten van opvoeding en verzorging voor de minderjarige van € 124,43 per maand, met ingang van 1 juli 2011, kosten rechtens.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren. In incidenteel hoger beroep verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie ten laste van de moeder op nihil te stellen en de vader te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep van de moeder
4. De moeder heeft niet eerder dan op 21 september 2012 incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 augustus 2012 is haar door het hof voor het indienen van een verweerschrift en eventueel incidenteel hoger beroep een termijn verleend tot en met uiterlijk 20 september 2012. Nu het incidenteel hoger beroep eerst na die datum (21 september 2012) is ingesteld, wordt de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar incidenteel hoger beroep.
Principaal hoger beroep
5. Slechts de draagkracht van de moeder staat in het principaal hoger beroep ter discussie. De vader betoogt - kort zakelijk weergeven - dat de rechtbank ten onrechte de volledige woonlasten van de moeder heeft meegenomen voor de bepaling van haar draagkracht. De huidige echtgenoot van de moeder is in staat de helft van de woonlasten te voldoen. Bij de bepaling van de draagkracht van de moeder dient slechts rekening te worden gehouden met de helft van de woonlasten van de moeder, aldus de vader.
6. De moeder heeft zich verweerd. Zij stelt dat de minderjarige niet behoort tot het gezin van de moeder en haar huidige echtgenoot en dat de rechtbank terecht geen rekening heeft gehouden met diens inkomen en aandeel in de woonkosten.
7. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de moeder opnieuw gehuwd is. Door de moeder is niet onderbouwd haar verweer ter zitting, dat haar huidige echtgenoot niet in staat is de helft van de woonlasten te voldoen, zodat het hof de vader volgt in zijn stelling dat bij de bepaling van de draagkracht van de moeder slechts rekening dient te worden gehouden met de helft van de woonlasten. Voorts is de door de vader opgestelde draagkrachtvergelijking (productie 3 bij het beroepschrift) niet gemotiveerd bestreden en evenmin de daaraan door de vader verbonden conclusie, zodat het hof de door de moeder te betalen kinderalimentatie vaststelt op afgerond € 124,- per maand.
8. Verder staat tussen partijen niet ter discussie dat de onderhoudsverplichting van de moeder jegens de minderjarige is geëindigd op 18 september 2012, zodat het hof de alimentatie zal bepalen over de periode van 1 juli 2011 tot 18 september 2012.
9. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
10. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in incidenteel hoger beroep;
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de moeder met ingang van 1 juli 2011 tot 18 september 2012 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige op € 124,- per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Kamminga en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2012.