GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 31 oktober 2012
Zaaknummer : 200.111.602/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-1697
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans feitelijk verblijvende te Deelen in de Hoenderloo Groep,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: minderjarige,
advocaat mr. F.P. Holthuis te ‘s-Gravenhage,
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te Leiden,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 14 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 2 juli 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de minderjarige:
- op 12 september 2012 een brief van 10 september 2012 met bijlagen;
- op 2 oktober 2012 een faxbericht met bijlagen.
De zaak is op 3 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de minderjarige, bijgestaan mr. E.J.P. Nolet, kantoorgenoot van zijn advocaat;
- namens de raad: mevrouw M. Koot en mevrouw N. van den Bogaart;
- namens Jeugdzorg: mevrouw S. Goelanhaider;
- de moeder.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 15 juni 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage en de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 15 juni 2012 is de minderjarige van 15 juni 2012 tot 13 juni 2013 onder toezicht gesteld en is aan Jeugdzorg voorlopige machtiging verleend om de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 16 juni 2012 tot 11 juli 2012. De behandeling van de zaak is voor het overige aangehouden.
Bij de bestreden beschikking is Jeugdzorg gemachtigd om de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 11 juli 2012 tot 1 januari 2013, zulks ter effectuering van het indicatiebesluit van 25 juni 2012.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige voor de periode van 11 juli 2012 tot 1 januari 2013 in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
2. De minderjarige verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het verzoek van de raad tot het afgeven van een machtiging voor een verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt afgewezen, dan wel te bepalen dat deze voor een kortere periode wordt gegeven.
3. De minderjarige stelt dat er noch door de raad noch door de gedragswetenschapper voldoende concreet en feitelijk is vastgesteld dat de problemen van de minderjarige zodanig groot zijn dat een gesloten plaatsing gerechtvaardigd is. De minderjarige betwist dat er bij hem sprake is van een depressieve stoornis en een gedragsstoornis. Op de Hoenderloo Groep functioneert hij goed en behaalt hij iedere dag de hoogste score. Hoewel was afgesproken dat zo snel mogelijk gestart zou worden met een persoonlijkheidsonderzoek, is een dergelijk onderzoek tot op heden nog niet verricht. De minderjarige is dan ook van mening dat ten onrechte een machtiging gesloten plaatsing is afgegeven voor de duur van zes maanden, nu niet valt in te zien wat het in redelijkheid te dienen doel is van die machtiging.
Ter zitting is namens de minderjarige verklaard dat hij inmiddels een gesprek heeft gehad met een psycholoog en dat daaruit is gebleken dat hij, in psychologisch opzicht, niets mankeert. Voorts is namens hem verklaard dat hij is geschrokken van de gebeurtenissen van de afgelopen periode en thans inziet dat hij wel hulp nodig heeft, maar dat een gesloten plaatsing daarvoor een te vergaande maatregel is.
4. De raad heeft ter zitting verklaard dat de gesloten plaatsing vooralsnog geïndiceerd is, gelet op de zorgen die er zijn over de minderjarige en over de situatie van de moeder. Op korte termijn zal systeemtherapie ingezet worden om meer duidelijkheid te krijgen over het vervolgtraject ten aanzien van de uithuisplaatsing. De raad erkent wel dat het goed gaat met de minderjarige op de Hoenderloo Groep. De Hoenderloo Groep heeft de raad laten weten dat de minderjarige geen psychiatrische problemen laat zien.
5. Ook Jeugdzorg is van mening dat de gronden voor de gesloten plaatsing van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn. In de visie van Jeugdzorg moet door middel van een psychologisch onderzoek meer duidelijk worden over de aard van de problemen van de minderjarige, waarna bezien kan worden welke hulpverlening nodig is om een thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder in de toekomst mogelijk te maken.
6. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij vindt dat het nu goed gaat met de minderjarige, zowel op de Hoenderloo Groep, als tijdens de verloven bij haar thuis. Volgens de moeder heeft de minderjarige van het verleden geleerd en is hij thans in positieve zin veranderd. De moeder is wel van mening dat zij strenger moet worden in de opvoeding van de minderjarige. Zij wil daar graag hulp bij krijgen.
7. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 29b lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg wordt een machtiging tot opneming van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten Jeugdzorg, ongeacht zijn instemming daarmee, slechts verleend indien de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal ontrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
8. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg vooralsnog noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of door anderen daaraan zal worden onttrokken. Daartoe neemt het hof het volgende in aanmerking.
9. Uit het raadsrapport van 7 juni 2012 komt naar voren dat de minderjarige manipulerend is en grote moeite heeft om de autoriteit van volwassenen, zowel op school als in de thuissituatie, te accepteren, hetgeen een grote bedreiging vormt voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast is er bij hem sprake van externaliserende problematiek in de vorm van agressie (dreigen), ongehoorzaamheid en wegloopgedrag. De minderjarige is volgens de raad onvoldoende in staat de consequenties van zijn gedrag en zijn keuzes te overzien. Er bestaat bij hem weinig probleembesef en emotioneel gezien kan hij vlak en onverschillig zijn. Een ander zorgpunt is gelegen in het feit dat de draaglast van de moeder wordt verzwaard door haar eigen problematiek, waardoor zij overbelast is. De minderjarige en de moeder hebben een klein sociaal netwerk en zijn hierdoor afhankelijk van elkaar geworden.
10. Het hof is met Jeugdzorg van oordeel er meer zicht dient te komen op de oorzaak van de gedragsproblemen bij de minderjarige. Voor de duidelijkheid benadrukt het hof dat de gedragsproblemen aanwezig (kunnen) zijn zonder dat er sprake is van psychiatrische problemen. Duidelijk moet worden welke hulp geïndiceerd is, welke specifieke behoeftes de minderjarige en de moeder hebben en welke middelen er ingezet moeten worden om een terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder in de toekomst mogelijk te maken. Het is in het belang van alle betrokkenen dat die duidelijkheid er zo spoedig mogelijk komt. Jeugdzorg beoogt een psychologisch onderzoek ten behoeve van de minderjarige.
11. Zolang er onvoldoende zicht is op de (oorzaak van de) problematiek van de minderjarige en een daarop afgestemd hulpaanbod, acht het hof een terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder niet in zijn belang. Hoewel het hof ziet dat de minderjarige een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, is niet, althans onvoldoende, gebleken dat de zorgen die er waren ten tijde van de bestreden beschikking thans niet meer bestaan. Naar het oordeel van het hof zijn er nog teveel signalen die op dit moment aan een beëindiging van de machtiging tot gesloten jeugdzorg in de weg staan. Het risico dat de minderjarige in de thuissituatie weer terugvalt in zijn oude gedrag acht het hof te groot.
12. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de moeder op dit moment (nog) geen hulpverlening in de thuissituatie wordt geboden. Het hof benadrukt het belang van de minderjarige bij het op gang komen van hulp in de thuissituatie en dringt er bij Jeugdzorg op aan een en ander voortvarend op te pakken. Naar het oordeel van het hof staat de persoonlijke situatie van de moeder daaraan niet in de weg. De moeder heeft er bovendien blijk van gegeven dat zij open staat voor hulp en daar ook behoefte aan heeft.
13. Verder weegt het hof mee dat de minderjarige, gelet op de positieve ontwikkeling die hij doormaakt, kennelijk gebaat is bij de strakke structuur en regels van de Hoenderloo Groep, zodat het hof ook om die reden het in zijn belang acht dat zijn gesloten plaatsing vooralsnog wordt gecontinueerd.
14. Gelet op voornoemde omstandigheden, gaat het hof voorbij aan het verzoek van de minderjarige om hem in een meer open setting te plaatsen. Als gezegd dient de komende periode, door middel van onderzoek, meer duidelijkheid te worden verkregen omtrent de problematiek van de minderjarige. Aan de hand daarvan zal vervolgens een weloverwogen besluit kunnen worden genomen ten aanzien van een vervolgplek voor de minderjarige.
15. Uit het voorgaande volgt dat de plaatsing van de minderjarige in een gesloten inrichting is vereist wegens ernstige gedragsproblemen. De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd. Het hof ziet in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding de duur van de machtiging te beperken.
16. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van de Poll en Burgerhart, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2012.