GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 26 september 2012
Zaaknummer : 200.103.951/01
Rekestnummer rechtbank : 1118522 EJ VERZ 11-83986
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [bewindvoerder], de bewindvoerder,
wonende te Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen: [bewindvoerder];
2. [belanghebbendeghebbende 2],
wonende te Voorschoten,
hierna te noemen: [belanghebbende 2],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van:
[minderjarige 1], geboren [in 2006] te [geboorteplaats], en
[minderjarige 2], geboren [in 2009] te [geboorteplaats],
hierna te noemen: de minderjarigen,
advocaat mr. G. van der Steen te ‘s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 16 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 2 februari 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden.
[belanghebbende 2] heeft op 3 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de rechthebbende:
- op 29 maart 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 18 juni 2012 een faxbericht van 14 juni 2012;
- op 21 juni 2012 een faxbericht van diezelfde datum;
- op 29 juni 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van [bewindvoerder]:
- op 30 augustus 2012 een faxbrief van 24 juli 2012 met bijlage.
De zaak is op 21 juni 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting was aanwezig de advocaat van de rechthebbende. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De mondelinge behandeling is op 5 september 2012 voortgezet.
Ter zitting was aanwezig:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over alle goederen, die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en is [bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de instelling van een bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.
2. De rechthebbende verzoekt het hof
1. primair de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, (het hof begrijpt:) het inleidend verzoek af te wijzen;
2. subsidiair de bestreden beschikking in stand te laten voor zover rechthebbende daarbij onder beschermingsbewind is geplaatst, maar slechts de aangestelde bewindvoerder te wijzigen naar de advocaat van de rechthebbende, mr. J.A.M. Koorn-Harkema.
3. [belanghebbende 2] bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het primaire verzoek af te wijzen en het subsidiaire verzoek inhoudende voornoemde beslissing in stand te laten voor zover de rechthebbende onder beschermingsbewind is geplaatst, maar de aangestelde bewindvoerder te wijzigen naar mr. J.A.M. Koorn-Harkema, af te wijzen.
4. De bewindvoerder heeft bij brief van 24 juli 2012 aan de rechtbank (bedoeld wordt: het hof) meegedeeld dat zij geen problemen heeft met de overdracht van bewindvoering over de rechthebbende. Zij acht het wel wenselijk dat een ander persoon dan de advocaat van de rechthebbende tot bewindvoerder wordt benoemd.
5. De advocaat van [belanghebbende 2], mr. G. van der Steen, heeft bij brief van 3 augustus 2012 aan het hof meegedeeld dat [belanghebbende 2] en hijzelf niet zullen verschijnen ter zitting van 5 september 2012. Wat [belanghebbende 2] betreft kan de zaak op de stukken worden afgedaan.
6. Ter onderbouwing van zijn hoger beroep voert de rechthebbende twee grieven aan. In zijn eerste grief stelt de rechthebbende - kort samengevat - dat hij zelf in staat is om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. De rechthebbende heeft iets ondertekend waarvan hij de reikwijdte niet kon overzien. Pas naderhand is hem gebleken dat dit ging om een beschermingsbewind, waarbij [bewindvoerder] tot zijn bewindvoerder werd benoemd. In zijn tweede grief wordt de benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder ter discussie gesteld. Voorafgaand aan het jaar van de bestreden beschikking heeft zij de financiën van de rechthebbende beheerd en in dat jaar is er veel onduidelijkheid ontstaan. Ook thans is er voor de rechthebbende veel onduidelijkheid.
7. Het hof overweegt als volgt. Het hof begrijpt het verzoek van de rechthebbende aldus dat hij een beroep doet op (oneigenlijke) dwaling, in die zin dat de in het formulier geopenbaarde verklaring niet op een dienovereenkomstig wilsbesluit berust. Het hof is van oordeel dat dit beroep slaagt, en overweegt daartoe als volgt.
8. Uit de stukken en de verklaring van de rechthebbende ter zitting is het volgende gebleken.
Het verzoekschrift tot onderbewindstelling is ingediend door [naam adviesbureau]. Dit bureau had destijds contact met de rechthebbende, om reden dat het bureau gevestigd was naast het toenmalige woonadres van de rechthebbende in Dordrecht. Onweersproken is dat de man iets bij [naam adviesbureau] heeft getekend, waarvan hij de reikwijdte niet kon overzien. Pas naderhand is hem gebleken dat dit ging om een beschermingsbewind, waarbij [bewindvoerder] tot zijn bewindvoerder werd benoemd. Ter aanvulling heeft de rechthebbende ter zitting verklaard dat hij nooit heeft begrepen wat de inhoud was van het formulier dat hij ondertekende. Hij ging er van uit dat hij door ondertekening toegang zou hebben tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Pas nadat hij nadien een brochure over bewindvoering las, begreep hij wat dit inhield. Het formulier is verder niet met de rechthebbende besproken of doorgenomen en voorts is geen behoorlijke uitleg gegeven.
Het hof is verder gebleken dat zich in het dossier geen stukken bevinden waaruit kan worden opgemaakt dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat zou zijn om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
9. Het vorenstaande in acht nemend is het hof van oordeel dat de rechthebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij dacht dat door ondertekening van het hem voorgelegde formulier een vorm van financiële ondersteuning voor hem zou worden geregeld en niet dat hij daarmee zelf de onderbewindstelling over alle goederen die aan hem (zullen) toebehoren verzocht. De rechthebbende heeft derhalve ten aanzien van de strekking van hetgeen hij ondertekende gedwaald. Het bij de rechtbank namens hem ingediende verzoek tot onderbewindstelling berustte dan ook niet op een daarmee overeenkomstige wil.
10. Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen, met afwijzing van het inleidende verzoek.
11. Gelet op het vorenstaande behoeft de tweede grond van de rechthebbende geen bespreking meer.
12. Derhalve wordt als volgt beslist.
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Kempen, van Nievelt en van Montfoort, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2012.