ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6252
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. van den Wildenberg
- A. van de Poll
- W. Willems
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over minderjarigen en de beoordeling van de psychische toestand van de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kinderen. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter die haar ontheffing van het gezag had verleend. De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een uitzonderingssituatie, zoals bedoeld in artikel 1:268 lid 2a van het Burgerlijk Wetboek. Ze stelde dat haar psychische toestand, die eerder als schizofrenie was gediagnosticeerd, nu als een waanstoornis werd gekarakteriseerd, wat volgens haar een belangrijke vooruitgang betekende. De moeder verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige om haar situatie te beoordelen.
Jeugdzorg, die als voogd was aangesteld, stelde dat de moeder geen inzicht had in haar ziektebeeld en dat haar gedrag onvoorspelbaar was, wat schadelijk was voor de ontwikkeling van de kinderen. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarigen voorop stond en dat de ontheffing van het gezag gerechtvaardigd was. Het hof vond dat de moeder onvoldoende inzicht had in haar problematiek en dat de kinderen in een stabiele opvoedingssituatie moesten blijven. De moeder's beroep op artikel 8 van het EVRM werd afgewezen, omdat de ontheffing van het gezag noodzakelijk was voor de bescherming van de belangen van de minderjarigen.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder om een omgangsregeling af, met de opmerking dat de moeder altijd een rol in het leven van de kinderen zou blijven vervullen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.