ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6259

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.105.372/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Labohm
  • Mollema-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en benadeling in het kader van echtscheiding

In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap na een echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld. De man stelt dat de vrouw de gemeenschap heeft benadeeld door in de periode van december 2010 tot en met mei 2011 een bedrag van € 12.070,- van de gezamenlijke bankrekening op te nemen. De vrouw betwist deze claim en stelt dat een deel van het geld is gestolen en dat zij het resterende bedrag heeft gebruikt voor levensonderhoud en huishoudelijke hulp.

Het hof heeft de zaak op 10 oktober 2012 behandeld. Tijdens de zitting zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. De rechtbank had eerder bepaald dat de echtscheiding zou worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 12 juni 2012. Het hof overweegt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de vrouw de gemeenschap opzettelijk heeft benadeeld. De vrouw had het recht om gelden van de gezamenlijke rekening op te nemen en de man heeft niet aangetoond dat de aangifte van diefstal vals was.

Daarnaast heeft de man verzocht om een volledige verdeling van de inboedel, omdat de vrouw niet alle persoonlijke spullen heeft afgegeven. Het hof wijst de verzoeken van de man in hoger beroep af, omdat er geen sprake is van benadeling van de huwelijksgemeenschap en de afspraken over de inboedel niet zijn nagekomen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de man en vrouw zijn ieder verantwoordelijk voor hun eigen kosten in deze procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 10 oktober 2012
Zaaknummer : 200.105.372/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-6148
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I.H. van Hall te Gouda,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Vlaardingen.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 16 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 16 januari 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 30 juli 2012 een brief van 26 juli 2012 met bijlagen.
De zaak is op 10 augustus 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is, voor zover in hoger beroep van belang, onder de voorwaarde dat de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand – de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld:
1. aan de man worden toebedeeld:
de rekening met nummer [rekeningnummer] bij de ABN AMRO, onder de verplichting de helft van het saldo per peildatum aan de vrouw te voldoen;
2. aan de vrouw worden toebedeeld:
de rekening met nummer [rekeningnummer] bij ABN AMRO, onder de verplichting de helft van het saldo per peildatum aan de man te voldoen.
Voorts is bepaald dat de man en de vrouw ieder de helft van de schuld aan de belastingdienst inzake in 2011 teveel ontvangen zorgtoeslag ter hoogte van in totaal € 175,- voor hun rekening nemen, te weten ieder een bedrag van € 87,50.
Deze vaststelling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 12 juni 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (het hof leest: voor zover het de verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende, vast te stellen dat:
- de vrouw alsnog aan de huwelijksgemeenschap wegens haar benadeling daarvan een bedrag van € 12.070,- dient te vergoeden;
- de vrouw alsnog aan de man dient af te geven de inboedelgoederen zoals vermeld in productie 2 (bij zijn verweerschrift van 25 juli 2011), in dier voege aangevuld dat de vrouw eveneens dient af te geven de Indonesische hangklok (boven de keukendeur), alsook de zich destijds in de woonkamer bevindende tv, een flatscreen.
Benadeling huwelijksgemeenschap
3. De man stelt dat de vrouw de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld doordat zij in de periode van december 2010 tot en met 29 mei 2011 een bedrag van in totaal € 12.070,- van de gezamenlijke bankrekening van partijen heeft opgenomen. De man kan zich niet verenigen met de stelling van de vrouw dat een bedrag van € 6.000,- door een insluiper is gestolen en dat zij het resterende bedrag van € 6.070,- heeft uitgegeven aan haar levensonderhoud. De man voert daartoe aan dat de vrouw de diefstal niet heeft gemeld bij de verzekeringsmaatschappij. Bovendien komt het hem uiterst vreemd voor dat de zoon van de man nimmer voor een verhoor door de politie is opgeroepen terwijl de vrouw expliciet heeft verklaard dat de zoon van de man voor de diefstal verantwoordelijk is. Hieruit leidt de man af dat er sprake is van een valse aangifte. Onverminderd het vorenstaande meent de man dat de vrouw bewust risico’s heeft genomen door grote sommen gelden op te nemen en in huis op te bergen, met als gevolg dat de huwelijksgemeenschap is benadeeld. Dat de vrouw een bedrag van € 6.070,- aan levensonderhoud heeft uitgegeven kan de man evenmin volgen. Volgens de man heeft de vrouw verklaard dat alle vaste lasten, zoals huur, gas, licht, water, kabel tv, UPC en telefoonkosten maandelijks door middel van een automatische bankoverschrijving zijn voldaan, zodat de vrouw de opnames in ieder geval niet heeft gebruikt voor de betaling van deze lasten. Zelfs indien rekening wordt gehouden met de door de vrouw gestelde kosten aan boodschappen en kosten van € 50,- per week aan huishoudelijke hulp dan verklaart dat niet een besteding van € 6.070,-. De man blijft bij zijn stelling dat de vrouw vanwege benadeling integraal een bedrag van € 12.070,- aan de huwelijksgemeenschap dient te vergoeden.
4. De vrouw erkent dat zij aanzienlijke geldbedragen in contanten heeft opgenomen omdat de gezamenlijke rekeningen van partijen een aantal keer geblokkeerd waren en zij er zeker van wilde zijn dat ze voldoende geld had als dat weer zou gebeuren. De vrouw stelt dat haar in ieder geval niet kan worden tegengeworpen dat het gestolen bedrag van € 6.000,- aan de gemeenschap is onttrokken als bedoeld in artikel 1:164 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW. Voor zover de vrouw zich kan herinneren heeft zij het restantbedrag van € 6.070,- opgemaakt aan boodschappen en € 50,- per week voor huishoudelijke hulp.
5. Het hof overweegt als volgt. In artikel 1:164 lid 1 BW is bepaald dat, indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of machtiging heeft verricht, hij gehouden is na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. Het betoog van de man komt er op neer, dat hij de vrouw verwijt dat zij goederen van de gemeenschap heeft verspild.
6. De door de wet gebruikte terminologie: lichtvaardig en verspillen, veronderstelt dat er sprake moet zijn van opzettelijk benadelen dan wel zonder enige redelijke grond gemeenschapsgoederen verteren. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er geen sprake is van benadeling van de gemeenschap als bedoeld in artikel 1:164 lid 1 BW. De vrouw was bestuursbevoegd om gelden van de gezamenlijke bankrekening van partijen op te nemen. Van het lichtvaardig maken van schulden door de vrouw is geen sprake. Bovendien heeft de vrouw een aangifte overgelegd waaruit blijkt dat een bedrag van € 6.000,- uit haar woning is gestolen. De man heeft zijn stelling, dat die aangifte vals is, niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar was het onverstandig van de vrouw om een dergelijk bedrag aan contanten in huis te hebben maar dat kan niet worden aangemerkt als verspilling van gelden. Bovendien acht het hof de toelichtende verklaring van de vrouw ter zitting van het hof, dat het restantbedrag van € 6.070,- is opgegaan aan de kosten van haar levensonderhoud en huishoudelijke hulp, aannemelijk. De man is er niet in geslaagd aan te tonen dat de diverse opnamen van het spaarsaldo door de vrouw zijn gedaan zonder redelijke grond dan wel slechts om de gemeenschap te benadelen. Het hof zal het verzoek van de man te bepalen dat de aangerichte schade door de vrouw aan de gemeenschap wordt vergoedt dan ook afwijzen.
Verdeling
7. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek tot verdeling van de inboedel. De man voert daartoe aan dat de rechtbank er bij haar beslissing van uit is gegaan dat partijen hun afspraken, dat de man zijn persoonlijke spullen uit de echtelijke woning zal (laten) ophalen, gestand zullen doen. Omdat de vrouw niet alle persoonlijke spullen van de man heeft afgegeven en zij de afspraken derhalve niet is nagekomen verzoekt de man het hof alsnog over te gaan tot een volledige verdeling van de inboedel.
8. Het hof overweegt als volgt. Indien de rechter op grond van artikel 3:185 BW wordt verzocht de verdeling vast te stellen, dienen aan de rechter voldoende gegevens te worden verschaft om de verdeling te kunnen vaststellen. De rechter zal dan onder meer inzicht moeten hebben in de omvang en samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, in casu per 1 mei 2011, zijnde de peildatum die partijen zowel voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap als voor de waardering van de bestanddelen zijn overeengekomen. Vast staat dat partijen ter terechtzitting in eerste aanleg afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de inboedel. Aangezien het hof niet op de hoogte is van de inhoud van de afspraken die partijen in het kader van de verdeling hebben gemaakt, geen inzicht heeft verkregen in hetgeen feitelijk reeds tussen partijen is verdeeld en de man niet heeft aangegeven wat de waarden zijn van de thans nog door hem gewenste boedelbestanddelen, is het verzoek van de man niet toewijsbaar.
De vrouw heeft ter zitting meegedeeld dat zij de Verkade albums onder zich heeft. Het hof gaat er van uit dat zij haar toezegging ter zitting, dat zij die aan de man zal afgeven, gestand zal doen.
9. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
wijst de verzoeken van de man in hoger beroep af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Mollema-de Jong, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.