ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6275

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.109.973-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van de Poll
  • M. van den Wildenberg
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en zorgregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin gezamenlijk gezag over de minderjarige is toegekend aan zowel de moeder als de vader. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De moeder stelt dat de vader haar in het verleden heeft mishandeld, wat volgens haar een veilige communicatie en samenwerking over de opvoeding van de minderjarige in de weg staat. De vader erkent dat de relatie tussen hen turbulent is geweest, maar stelt dat de communicatie is verbeterd en dat zij in staat zijn om afspraken te maken, zoals blijkt uit het ouderschapsplan dat zij hebben opgesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2012 zijn beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder legt uit dat de vader zich niet houdt aan de zorgregeling die in het ouderschapsplan is vastgelegd, wat leidt tot teleurstellingen voor de minderjarige. De vader betwist deze stelling en stelt dat hij zijn best doet om de zorgregeling na te komen, maar dat hij door medische omstandigheden soms niet in staat is om dit te doen.

Het hof overweegt dat gezamenlijke uitoefening van gezag vereist dat ouders in staat zijn om op een veilige manier beslissingen te nemen over de opvoeding van hun kind. Het hof concludeert dat, ondanks de problemen in de communicatie, er geen voldoende redenen zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De moeder heeft niet aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een doorbreking van de afspraak in het ouderschapsplan rechtvaardigen. Wat betreft de zorgregeling oordeelt het hof dat deze goed functioneert, hoewel de moeder teleurgesteld is over de naleving door de vader. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 19 december 2012
Zaaknummer : 200.109.973/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-3035
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C. Verfuurden te Eindhoven,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.C. Houwing te Rotterdam.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 16 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 april 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 21 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 31 juli 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 26 oktober 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 7 november mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij en met ingang van de datum van die beschikking is bepaald dat aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de [in] 2008 te [geboorteplaats] geboren minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). Voorts is opgenomen de door partijen getroffen onderlinge regeling zoals neergelegd in het ouderschapsplan, behoudens voor wat betreft het bepaalde in artikel 1 van het ouderschapsplan. Tevens is bepaald dat de wisselmomenten in het kader van de contactregeling plaatsvinden onder begeleiding van de grootouders vaderszijde totdat partijen hierover anders overeenkomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag ten aanzien van de minderjarige en de zorgregeling tussen de vader en minderjarige.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- het verzoek van de vader, strekkende tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag over de minderjarige, af te wijzen;
- de door partijen getroffen onderlinge regeling, zoals neergelegd in het aan de bestreden beschikking gehechte ouderschapsplan niet op te nemen in de in deze te wijzen beschikking;
- als omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige vast te stellen: éénmaal per veertien dagen vanaf vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige buiten aanwezigheid van de vader aan de ouders van de vader overdraagt, althans een regeling vast te stellen als het hof vermeent te behoren, kosten rechtens.
3. Ter zitting van het hof heeft de moeder haar verzoek mondeling aangevuld, in die zin dat zij subsidiair verzoekt het gezamenlijk gezag te handhaven op voorwaarde dat de vader zich met betrekking tot de gezagskwesties afzijdig houdt en de bevoegdheden aan haar worden overgedragen. Voorts heeft de moeder met betrekking tot de zorgregeling verzocht om de contactregeling tussen de vader en de minderjarige van dinsdag op woensdag te laten vervallen.
4. De vader verzoekt het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de kosten van deze procedure (het hof leest: in de kosten van het geding in hoger beroep). Voorts verzoekt de vader het subsidiaire verzoek van de moeder af te wijzen.
5. De moeder verzet zich tegen de vaststelling van het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige en voert daartoe, kort weergegeven, het volgende aan. Ten tijde van de relatie tussen partijen heeft de vader de moeder met enige regelmaat mishandeld en op 18 april 2012 heeft de vader haar wederom mishandeld tijdens de overdracht van de minderjarige in het kader van de zorgregeling. Voor een gezamenlijke gezagsuitoefening is het volgens de moeder noodzakelijk dat ouders met elkaar in een veilige setting, waarin zij allebei vrij zijn van angst en zich op hun gemak voelen, over de minderjarige kunnen praten. Aangezien de moeder continu angst heeft voor de vader ontbreekt een belangrijke basis voor gezamenlijke gezagsuitoefening en acht de moeder in het belang van de minderjarige om het risico, dat hij getuige is van intimiderend en/of gewelddadig gedrag, zo beperkt mogelijk te houden.
Voorts ziet de moeder niet in dat partijen in staat zullen zijn om in goed overleg beslissingen van enig belang over de minderjarige te kunnen nemen. De moeder heeft er geen enkel vertrouwen in dat de vader haar mening zal respecteren en is bang dat de vader haar zowel geestelijk als fysiek pijn zal blijven doen door zonodig met geweld en/of intimidatie altijd zijn zin door te willen drukken. Communicatie loopt uitsluitend op de door de vader gewenste wijze. De rechtbank gaat er ten onrechte vanuit dat partijen in staat zijn hun communicatie te verbeteren. Het gedrag van de vader is ongewijzigd gebleven. Geweld is altijd de oplossing geweest voor de vader en zolang hij geen hulp accepteert zal dat zo blijven, hetgeen ook wordt bevestigd door het AMK. Het vertrouwen van de moeder in de vader is weg.
Met betrekking tot de zorgregeling stelt de moeder dat de vader zich totaal niet houdt aan hetgeen zij bij ouderschapsplan zijn overeengekomen. Met name het contactmoment van dinsdagavond tot en met woensdag wordt keer op keer afgezegd. Dit levert niet alleen telkens een teleurstelling voor de minderjarige op maar ook de nodige kosten, aangezien de moeder een extra dag op het kinderdagverblijf achter de hand houdt voor het geval de vader de minderjarige niet opvangt. Teneinde zoveel mogelijk spanningsmomenten te vermijden zou de moeder graag zien dat de zorgregeling wordt aangepast, in die zin dat het contactmoment op dinsdagavond en woensdag overdag komt te vervallen. Voorts acht de moeder het van belang dat de vader niet meer aanwezig is bij de wisselmomenten, want ook dan ziet de vader zijn kans schoon om haar agressief en intimiderend te benaderen.
De moeder legt aan haar subsidiaire verzoek ten grondslag dat zij haar visie ten opzichte van die van de vader krachtiger wil maken, in die zin dat zij – onder handhaving van gezamenlijk gezag – als voorwaarde stelt dat zij dan degene is die de doorslag zal geven bij beslissingen die over de minderjarige moeten worden genomen.
6. De vader erkent dat partijen een turbulente relatie hebben gehad, dat de communicatie tussen hen wel is verbeterd maar dat die nog altijd moeizaam verloopt. Onder leiding van een mediator hebben partijen vooruitgang geboekt en daardoor is zelfs een ouderschapsplan tot stand gekomen. De aangifte die de moeder jegens de vader heeft gedaan is inmiddels geseponeerd en de moeder stelt alles in het werk om de vader in diskrediet te brengen. De vader was en is nog altijd bereid de communicatie verder te verbeteren. Met Jeugdzorg is een mediationtraject voor ouderbegeleiding bij Trivium Lindenhof besproken maar de vader heeft daar niets meer over gehoord. De vader stelt dat er geen sprake is van het klem en verloren raken van de minderjarige tussen de ouders. Partijen hebben volgens de vader overleg gevoerd, doen dat in beperkte vorm nog altijd en zullen met wat extra ondersteuning zeker hun weg kunnen vinden naar een verbetering van de communicatie.
Met betrekking tot de zorgregeling stelt de vader er naar te streven deze zoveel mogelijk na te komen maar door situaties van overmacht lukt dat niet altijd. De vader erkent dat hij de contactregeling van dinsdag op woensdag niet altijd na heeft kunnen komen vanwege een dubbele hernia en daarop volgend de gevolgen van een auto-ongeluk. Indien de vader de zorgregeling niet kan nakomen probeert hij altijd een alternatief te regelen en als dat niet lukt communiceert hij daarover tijdig met de moeder. Vanwege de moeizame communicatie, gebrek aan vertrouwen en respect voor elkaar lukt het partijen (nog) niet om over dit soort zaken open en constructief te zijn. Dit neemt echter niet weg dat de vader de huidige regeling wil handhaven. De vader betwist de stelling van de moeder omtrent de wisselmomenten en ook daarin ziet de vader weer een poging van de moeder om hem in diskrediet te brengen.
Gezag
7. Het hof overweegt als volgt. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.
8. Het hof stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord en dat er niet tot nauwelijks communicatie tussen hen mogelijk is. Naar het oordeel van het hof valt echter niet uit te sluiten dat er wellicht een verbetering van de situatie mogelijk is, aangezien partijen er ondanks de slechte verstandhouding in geslaagd zijn om door middel van mediation een ouderschapsplan op te stellen dat op 30 november 2011 door hen is ondertekend. Partijen zijn derhalve in staat gebleken om tot afspraken met elkaar te komen. De door de moeder gestelde omstandigheden (agressief gedrag van de zijde van de vader) vormen naar het oordeel van het hof onvoldoende reden om het gezamenlijk gezag te beëindigen, aangezien de moeder de vader al tien jaar kent en de door haar gestelde omstandigheden ook al bestonden ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan.
9. Nu partijen bovendien in het ouderschapsplan gezamenlijk gezag zijn overeengekomenen de moeder niet of onvoldoende heeft gesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die doorbreking van die afspraak in het ouderschapsplan rechtvaardigt zal het hof de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
Zorgregeling
10. Het hof stelt voorop dat er op zich een goed lopende zorgregeling is. Er is naar het oordeel van het hof hooguit sprake van een teleurgestelde verwachting bij de moeder omdat de vader zich volgens haar niet aan het ouderschapsplan houdt. Het hof benadrukt dat het in het belang van de minderjarige is dat partijen zich houden aan hetgeen zij bij ouderschapsplan zijn overeengekomen. Dit brengt mede met zich dat de vader zorg moet dragen voor opvang voor de minderjarige indien hij de minderjarige in het kader van de overeengekomen zorgregeling niet bij zich kan hebben. Voor die opvang kan hij niet telkens de moeder belasten, mede gezien de werktijden van de moeder. Het hof acht de verklaring van de vader ter zitting, dat het nakomen van de zorgregeling van dinsdag op woensdag is bemoeilijkt vanwege de door hem gestelde medische beperkingen, aannemelijk. Het hof vertrouwt er op dat de vader, nu die beperkingen niet meer dan wel nagenoeg niet meer aanwezig zijn, de zorgregeling vanaf heden geheel zal nakomen.
11. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen reden om de zorgregeling zoals partijen bij ouderschapsplan zijn overeengekomen, te wijzigen en zal het hof de bestreden beschikking ook op dit punt bekrachtigen
12. Het hof ziet geen reden, zoals door de vader is verzocht, de moeder te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep, en zal dat verzoek derhalve afwijzen en de proceskosten tussen partijen compenseren.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Van den Wildenberg en Willems, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2012.