ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6629

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.110.04/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Stollenwerck
  • J. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingsbeslissing en omstandigheden nadien in huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen de vrouw en de man. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Süzen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 19 april 2012. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2012 is gebleken dat partijen na de beschikking van de rechtbank overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, maar dat de man in een laat stadium heeft besloten het convenant niet te ondertekenen. Het hof heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad was en heeft de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld: beide partijen behouden de inboedel die zij momenteel onder zich hebben, met uitzondering van de kindermeubelen van de minderjarige dochter, die aan de vrouw worden toebedeeld. Daarnaast is bepaald dat ieder der partijen de helft van de schulden voor zijn of haar rekening neemt, met vrijwaring van de ander. De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen volledige overeenstemming bestaat over de vermogensrechtelijke afwikkeling. De grief van de vrouw werd niet gehonoreerd, omdat zij geen grieven had gericht tegen de bestreden beschikking. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 december 2012
Zaaknummer : 200.110.040/01
Rekestnummer rechtbank : 385074/FA RK11-325 en 391658/FA RK11-2748
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Süzen te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 16 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna: de bestreden beschikking).
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 1 augustus 2012 een brief van 27 juli 2012 met bijlagen.
De advocaat van de man in eerste aanleg, mr. N. Türkkol te Amsterdam, heeft het hof op 7 november 2012 desgevraagd telefonisch meegedeeld dat hij de man in hoger beroep niet meer vertegenwoordigt en dat hij de processtukken naar de man heeft doorgezonden.
Het hof heeft de man vervolgens per aangetekende brief opgeroepen.
De zaak is op 16 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede door B.P. den Butter, tolk in de Turkse taal;
- de man.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 8 augustus 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage en naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, althans de goederen die gemeenschappelijk eigendom zijn van partijen, als volgt vastgesteld (met dien verstande dat waar het betreft schulden deze niet worden verdeeld maar bepaald wordt wat in de onderlinge verhouding tussen de man en de vrouw voor wat betreft de draagplicht heeft te gelden). Bepaald is dat:
- elk der partijen ten aanzien van de inboedel van de echtelijke woning behoudt wat hij of zij momenteel onder zich heeft, behoudens de kindermeubelen van de minderjarige dochter van partijen, welke worden toebedeeld aan de vrouw;
- in hun onderlinge verhouding ieder der partijen voor zijn of haar rekening zal nemen de helft van de schulden, zoals in de bestreden beschikking overwogen onder ad 4, 5, 8, 9, 10, 11, 13 en 15, onder vrijwaring van de ander voor dat deel van de schulden;
- de man in de interne verhouding tussen partijen de schulden, zoals overwogen onder ad 6, 7, 12 en 14 van de bestreden beschikking voor zijn rekening zal nemen onder vrijwaring van de vrouw voor die schulden.
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt het beroep gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen en op de gronden zoals vermeld in het beroepschrift bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de inhoud van het nog over te leggen convenant op te nemen in de beschikking.
3. De vrouw stelt - kort samengevat - dat partijen na de beschikking van de rechtbank van 19 april 2012 overeenstemming hebben bereikt inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, welke overeenstemming nog zal worden opgenomen in een convenant. Partijen zijn volgens de vrouw overeengekomen dat de man alle in de bestreden beschikking gemelde schulden voor zijn rekening zal nemen mits de vrouw geen alimentatie zal verzoeken zolang de man geen draagkracht heeft en mits de vrouw geen aanspraak zal maken op de bruidsschat. Gelet op deze overeenstemming moet de bestreden beschikking worden vernietigd.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat de man nadien en in een laat stadium alsnog heeft besloten het convenant - dat aan het hof zou worden overgelegd - niet te tekenen. De advocaat van de vrouw verzoekt aanhouding van de zaak omdat tussen de man en de vrouw op enkele onderdelen nog steeds overeenstemming bestaat en zij zo verder kunnen overleggen.
4. De man heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen aanhouding wenst omdat hij zich in een schuldhulpverleningstraject bevindt, dat hij wil voortzetten. Een aanhouding zou de schuldhulpverlening vertragen.
5. Gelet op het belang dat de man heeft bij de voortgang van de schuldhulpverlening, heeft het hof besloten de zaak niet aan te houden, maar de mondelinge behandeling voort te zetten.
6. Het hof overweegt voorts als volgt. Uit de stukken en het ter terechtzitting verhandelde, is het hof gebleken dat tussen partijen geen volledige overeenstemming bestaat omtrent de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun huwelijk en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De grief van de vrouw kan haar niet baten, nu de kern daarvan is dat partijen na de bestreden beschikking anders zijn overeengekomen. Nu de vrouw voor het overige geen grieven heeft gericht tegen de bestreden beschikking, zal het hof niet anders kunnen beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. De bestreden beschikking dient derhalve te worden bekrachtigd.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Stollenwerck en Van Veen, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2012.