GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 5 december 2012
Zaaknummer : 200.109.242/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-8487
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J. Biemond te ’s-Gravenhage,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 2 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vrouw heeft op 13 juli 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 13 september 2012 een brief van 12 september 2012 met bijlagen;
- op 19 september 2012 een brief van 18 september 2012 met bijlage;
- op 29 oktober 2012 een brief van 27 oktober 2012 met bijlagen.
De zaak is op 8 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 9 oktober 2006 van de rechtbank ’s-Gravenhage is - voor zover thans van belang - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), bepaald op € 160,- per maand.
Bij beschikking van 7 november 2007 van dit hof is - voor zover thans van belang - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepaald op € 131,- per maand.
Bij beschikking van 1 juni 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 17 september 2009 op nihil bepaald.
Bij de bestreden beschikking is - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van1 juni 2010 - de door de man met ingang van 6 juni 2011 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepaald op € 175,- per maand, vanaf 3 april 2012 telkens bij vooruitbetaling te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, hierna ook kinderalimentatie.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen, althans tot een lager bedrag toe te wijzen, ingaande op zijn vroegst 3 april 2012.
3. De vrouw verweert zich daartegen en verzoekt het hof het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
4. Het hof stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden.
5. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de ingangsdatum van de kinderalimentatie ten onrechte heeft bepaald op 6 juni 2011. Hij voert daartoe aan dat hij – na eerdere nihilstelling – eerst op 3 april 2012 rekening kon houden met een te betalen bijdrage. Subsidiair dient volgens de man de datum van het inleidend verzoekschrift te worden aangehouden.
6. De vrouw is van mening dat de ingangsdatum van de door te man te betalen kinderalimentatie dient wordt gewijzigd met ingang van 6 juni 2011, nu zij de man reeds op deze datum heeft verzocht inkomensgegevens te verschaffen met het oog op het wederom betalen van kinderalimentatie.
7. Het hof overweegt als volgt. De rechter die het bedrag van een uitkering in het levensonderhoud wijzigt dan wel vaststelt, is vrij om de ingangsdatum daarvan te bepalen. Nu de advocaat van de vrouw reeds op 6 juni 2011 aan de man heeft verzocht zijn inkomensgegevens in verband met een herberekening van de kinderalimentatie te overleggen, de man er vanaf dat moment rekening mee kon houden dat de kinderalimentatie daadwerkelijk zou (kunnen) wijzigen en de vrouw binnen een redelijke termijn een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie bij de rechtbank heeft ingediend, acht het hof redelijk dat de ingangsdatum van de door de man te betalen kinderalimentatie wordt bepaald op 6 juni 2011.
8. De man heeft zich ter terechtzitting – anders dan in zijn beroepschrift – op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de behoefte van de minderjarige kan worden uitgegaan van de door de rechtbank bepaalde bedragen. Wel is hij van mening dat de (oorspronkelijke) behoefte niet met terugwerkende kracht vanaf 2006 dient te worden geïndexeerd. Ter terechtzitting heeft de man op dit punt verklaard zich te refereren aan het oordeel van het hof.
9. Het hof overweegt ten aanzien van de indexering van de behoefte als volgt. Gebleken is dat de behoefte van de minderjarige bij beschikking op 9 oktober 2006 op € 160,- per maand is bepaald en daarna niet meer is aangepast. Het hof is dan ook van oordeel dat voornoemd bedrag dient te worden verhoogd met de indexering vanaf 2006. Rekening houdende met een ingangsdatum van de door de man te betalen kinderalimentatie van 6 juni 2011 zal het hof de geïndexeerde behoefte vaststellen op € 178,52 per maand.
10. Nu de man zich niet langer verzet tegen de verhoging van de behoefte met de kosten van de kinderopvang en de overblijfkosten van de minderjarige van in totaal € 152,-, zal het hof de behoefte van de minderjarige – evenals de rechtbank – op € 330,52 per maand bepalen.
11. De man stelt dat de rechtbank zijn draagkracht te hoog heeft vastgesteld. Hij wijst erop dat hij (een gedeelte van) zijn huur- en zorgtoeslag dient terug te betalen. Ook is hij van mening dat rekening gehouden moet worden met zijn reiskosten van € 210,- per maand. Verder is het de man onduidelijk hoe de rechtbank zijn draagkracht – en in het bijzonder het fiscale voordeel – heeft berekend.
12. De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist.
Inkomen
13. Het hof gaat voor de berekening van de draagkracht van de man uit van een inkomen van € 28.995,- per jaar, hetgeen blijkt uit de door de man overgelegde jaaropgaaf 2011. Voorts houdt het hof rekening met de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage zorgverzekering van
€ 2.086,- per jaar, alsmede met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting.
Lasten
14. Daarnaast zal het hof bij de berekening van de draagkracht rekening houden met een huur van € 335,- per maand en de premie zorgverzekering van € 122,74 per maand, minus een zorgtoeslag van € 32,- (€ 70,- minus het terug te betalen bedrag van € 38,-). Het hof zal geen rekening houden met huurtoeslag, nu zijn inkomen te hoog is om daarvoor in aanmerking te komen.
15. Het hof houdt voorts geen rekening met de door de man opgevoerde kosten woon-werkverkeer (benzinekosten), nu de door de man ontvangen reiskostenvergoeding per maand deze kosten dekken, althans geacht worden te kunnen dekken. Tot slot houdt het hof geen rekening met de kosten voor een uitvaartverzekering, nu deze geen voorrang heeft boven kinderalimentatie.
16. Voor het overige houdt het hof rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70.
17. Bij de vaststelling van de draagkracht van de man zal het hof – nu de man in 2011 geen kinderalimentatie heeft betaald en hij over 2011 geen fiscaal voordeel heeft over de door hem (nog) te betalen kinderalimentatie over die periode – uitgaan van twee verschillende perioden te weten:
- de periode vanaf 6 juni 2011 tot en met 31 december 2011;
- de periode vanaf 1 januari 2012.
18. Het hof heeft met inachtneming van het vorenstaande de draagkracht van de man berekend. Uit deze berekening volgt dat de man over de periode vanaf 6 juni 2011 tot 31 december 2011 een draagkracht heeft van € 398,- per maand. In de periode vanaf 1 januari 2012 heeft de man, inclusief het fiscaal voordeel dat hij geniet indien hij de achterstallige alimentatie nog dit kalenderjaar in zijn geheel betaalt, een draagkracht van € 447,- per maand.
Inkomen
19. Het hof gaat voor de berekening van de draagkracht van de vrouw uit van een inkomen van € 24.338,- per jaar, hetgeen blijkt uit de door haar overgelegde jaaropgaaf 2011. Voorts houdt het hof rekening met de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage zorgverzekering van
€ 1.751,- per jaar, alsmede met de arbeidskorting en de algemene heffingskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande ouderkorting en het kindgebonden budget van € 1.017,- per jaar. Met de aanvullende alleenstaande ouderkorting houdt het hof geen rekening, nu deze in 2011 is komen te vervallen.
Lasten
20. Het hof zal uitgaan van dezelfde lasten en uitgangspunten als waarvan de rechtbank is uitgegaan, nu daartegen geen grieven zijn gericht.
21. Het hof heeft met inachtneming van het vorenstaande de draagkracht van de vrouw berekend. Uit deze berekening volgt dat de vrouw een draagkracht heeft van € 528,- per maand.
22. Gelet op de draagkrachtvergelijking, die het hof op basis van het vorenstaande heeft verricht, dient de man met betrekking tot de navolgende periodes te voldoen:
- in de periode vanaf 6 juni 2011 tot en met 31 december 2011 een bedrag van € 142,-; en
- in de periode vanaf 1 januari 2012 een bedrag van € 152,- per maand.
De draagkracht van de man is toereikend om voormelde bedragen bij te dragen, zodat de door de man te betalen kinderalimentatie op die bedragen zal worden vastgesteld. De bestreden beschikking zal in zoverre dan ook worden vernietigd.
23. Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de kosten van de procedure en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten in beide instanties compenseren. Het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man in de proceskosten, zal het hof dan ook afwijzen.
24. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 1 juni 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage - de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie op € 142,- per maand voor de periode vanaf 6 juni 2011 tot en met 31 december 2011 en op € 152,- per maand voor de periode ingaande op 1 januari 2012, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in beide instanties in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Zander en Stuurop, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2012.