GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 5 december 2012
Zaaknummer : 200.113.456/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-229
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Zwiers te Dordrecht,
de raad voor de kinderbescherming te Dordrecht,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
hierna te noemen: de vader,
2. de Stichting Bureau Jeugdzorg te Dordrecht,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 17 september 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 juni 2012 van de rechtbank Dordrecht.
Jeugdzorg heeft op 22 oktober 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 8 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum zonder bijlage, op 9 oktober 2012 ingekomen als brief met bijlage.
De raad heeft bij brief van 1 oktober 2012 aan het hof laten weten ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is, tezamen met de zaak met zaaknummer 200.113.463/01 (betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de halfbroer en halfzus van de hierna te noemen minderjarige) , op 14 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw T. Philippart namens de raad;
- mevrouw J. Graus (teamleider) en mevrouw J. Gerstel (gezinsvoogd) namens Jeugdzorg;
- de vader.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna ook: [minderjarige]), voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld, met benoeming van Jeugdzorg om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Voorts is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarige voor dag en nacht in een AWBZ-instelling, met ingang van 20 juni 2012 voor de duur van één jaar (dat wil zeggen tot 20 juni 2013). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uithuisplaatsing van de minderjarige voor de periode van 20 juni 2012 tot 20 juni 2013 in een AWBZ-instelling.
2. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking voor wat betreft de uithuisplaatsing van de minderjarige te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van (naar het hof begrijpt:) de raad alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
3. Jeugdzorg verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van die beschikking, af te wijzen.
4. De moeder voert in hoger beroep aan dat er weliswaar zorgen bestaan over [minderjarige], maar dat er geen sprake van is dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of naar te voorzien is zullen falen. [minderjarige] zat voordat hij uit huis werd geplaatst reeds op speciaal onderwijs en hij was reeds in overleg met de schoolleiding aangemeld voor nader onderzoek. Het in de raadsrapportage genoemde onderzoek wordt niet herkend door Juf Sofia van de school van [minderjarige]. De moeder voert verder aan dat er geen sprake van is dat zij niet wil meewerken aan opvoedingsondersteuning. Evenmin is er sprake van het ontbreken van probleeminzicht. De moeder meent, indien en voor zover opname voor dag en nacht noodzakelijk is geworden en nog noodzakelijk is, ook als de normale contacten met zijn moeder en broer en zus zijn hersteld, dat één en ander dan op vrijwillige basis in overleg met de moeder dient te geschieden. Volgens de moeder mist [minderjarige] zijn broer en zus erg en is zijn situatie door de uithuisplaatsing er niet beter op geworden. De vader heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de moeder.
5. Jeugdzorg stelt zich op het standpunt dat de machtiging tot uithuisplaatsing nog altijd noodzakelijk is. Er zijn zeer ernstige zorgen over de algehele ontwikkeling van [minderjarige]. Er is sprake van een zeer belaste voorgeschiedenis met geweld, verwaarlozing en onderstimulering van [minderjarige]. De hechtingsproblematiek is ontstaan doordat [minderjarige] in zijn eerste levensjaren onvoldoende veiligheid is geboden. Het probleemgedrag van [minderjarige] komt mede door de onveiligheid in de thuissituatie van [minderjarige]. Jeugdzorg ziet betrokkenheid en liefde bij de moeder, maar gebrek aan inzicht en vermogen zich in te leven in [minderjarige]. Het lukt de moeder niet om aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] en zodoende de veiligheid te bieden die hij nodig heeft. Stappen om de moeder te ondersteunen of hulpverlening te bieden komen door haar houding niet van de grond. De thuissituatie is niet veranderd en onverminderd onveilig. [minderjarige] is sinds medio juli 2012 opgenomen bij de kliniek van “De Banjaard”. Jeugdzorg schaart zich achter het advies van “de Banjaard” dat [minderjarige] een perspectiefbiedende (vervolg)plek in de gehandicaptenzorg nodig heeft. Gelet op de specifieke en zeer ernstige gedragsproblemen bij [minderjarige] werkt Jeugdzorg niet meer aan een traject om [minderjarige] thuis terug te plaatsen.
6. De raad sluit zich aan bij de standpunten van Jeugdzorg.
7. Het hof overweegt als volgt. Een machtiging tot uithuisplaatsing kan slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, nog bestaan. Het hof zal derhalve onderzoeken of de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
8. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is dat de uithuisplaatsing, zoals door de kinderrechter is bepaald, wordt voortgezet. Het hof overweegt daartoe dat, hoewel vaststaat dat de ouders betrokken zijn op de minderjarige en het liefst weer zelf voor hem willen zorgen, uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders de minderjarige niet kunnen bieden wat hij nodig heeft en dat de ouders ook niet voldoende inzicht hebben in hun (on)mogelijkheden om voor de minderjarige te zorgen.
9. Blijkens het rapport van de raad van 7 juni 2012 bestaan er over de sociaal-emotionele ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige] ernstige zorgen. [minderjarige] is 7 jaar, heeft een laag IQ en vertoont seksueel overschrijdend gedrag. Hij is een drukke jongen die een beperkt inlevingsvermogen heeft. Ook zijn er zorgen over zijn morele ontwikkeling. [minderjarige] heeft al veel ernstige levensgebeurtenissen meegemaakt in zijn thuissituatie die gepaard gingen met geweld. [minderjarige] heeft naast basale zorg en veiligheid een stabiele opvoedsituatie nodig waarin hij leeftijdsadequaat wordt benaderd zodat hij toekomt aan zijn ontwikkelingstaken. Hij is gebaat bij duidelijkheid en voorspelbaarheid in situaties, welke omstandigheden de moeder hem, mede door haar eigen problemen, niet kan bieden. Het hof neemt verder in aanmerking het adviesgesprek dat in oktober jl. heeft plaatsgevonden met de ouders, de gezinsvoogd, de ouderbegeleider en de behandelcoördinator bij “De Banjaard”. Uit dit gesprek blijkt evenzeer dat er zeer ernstige zorgen zijn over de algehele ontwikkeling van [minderjarige]. Er is sprake van onderstimulering en verwaarlozing van [minderjarige], relationele problemen gebonden aan een psychische stoornis, ODD, reactieve hechtingsstoornis, problemen met leeftijdgenootjes, scholingsproblemen en bedplassen. Op de groep functioneert [minderjarige] als een kind van 2,5 jaar oud. De moeder lijkt nauwelijks te weten wat [minderjarige] doet op ”De Banjaard”. Anders dan de moeder stelt is onvoldoende aannemelijk dat de moeder thans wel in staat moet worden geacht [minderjarige] een stabiel gezinsleven te bieden. Uit het adviesgesprek komt duidelijk naar voren dat [minderjarige] een perspectiefbiedende plek in de verstandelijk gehandicaptenzorg nodig heeft. Hij staat inmiddels op een wachtlijst voor een kleinschalige kinderwoongroep.
10. Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. Daarmee wordt nog altijd voldaan aan de wettelijke gronden voor de uithuisplaatsing. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
11. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Stollenwerck en Burgerhart, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2012.