ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6905

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.108.476/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Zander
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen vader en moeder met betrekking tot kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de echtscheiding tussen de vader en de moeder, alsook de alimentatieverplichtingen die voortvloeien uit deze echtscheiding. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kandemir, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 2 april 2012. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D. Abotay, heeft het beroep bestreden en verzocht de beschikking te bekrachtigen.

De vader betwist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, terwijl de moeder stelt dat er geen uitzicht is op herstel van de relatie. Het hof heeft vastgesteld dat partijen al geruime tijd feitelijk gescheiden leven en dat de moeder niet meer met de vader wil samenwonen. Het hof heeft op basis van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk als vaststaand moet worden aangenomen en heeft de echtscheiding bekrachtigd.

Wat betreft de alimentatie heeft het hof de financiële situatie van de vader beoordeeld. De vader heeft zijn maandlasten en inkomen gepresenteerd, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie. Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie van € 150,- per maand per kind voor de periode van 30 november 2011 tot 1 februari 2012 bevestigd, maar heeft de alimentatie voor de periode daarna verlaagd naar € 40,- per maand per kind. De verzoeken van de moeder om partneralimentatie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Deze uitspraak is gedaan door mrs. Kamminga, Zander en Van Wijk, en is openbaar uitgesproken op 21 november 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 21 november 2012
Zaaknummer : 200.108.476/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 11-3810
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D. Abotay te Schiedam.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de jongmeerderjarige.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 19 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 2 april 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 5 september 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 26 juli 2012 een brief van 25 juli 2012 met bijlagen;
- op 17 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 18 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- mr. R. Küçükünal, een kantoorgenoot van de advocaat van de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De vader en de jongmeerderjarige zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] heeft schriftelijk haar mening kenbaar gemaakt.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 30 november 2011 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van:
- [jongmeerderjarige], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen, zal uitkeren € 150,- per maand per kind. Voorts heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – ten laste van de vader aan de moeder een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 750,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen niet is opgekomen. Onder meer staat vast dat zowel de vader als de moeder de Nederlandse en de Turkse nationaliteit bezitten.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is:
- de echtscheiding tussen partijen;
- de door de vader met ingang van 30 november 2011 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen/bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie ten behoeve van de jongmeerderjarige (hierna ook: kinderalimentatie);
- de door de vader aan de moeder te betalen uitkering tot haar levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking betrekking hebbende op de echtscheiding, de kinderalimentatie en de partneralimentatie te vernietigen, kosten rechtens.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Echtscheiding
4. De vader stelt zich op het standpunt dat het huwelijk tussen partijen niet duurzaam is ontwricht. Volgens hem zijn de problemen tussen partijen niet van dien aard dat deze niet zouden kunnen worden opgelost. Het feit dat partijen geruime tijd niet meer samenwonen maakt dit niet anders. De vader betwist dat hij inmiddels een nieuwe relatie heeft.
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat het huwelijk wel duurzaam is ontwricht. Partijen wonen al meer dan anderhalf jaar gescheiden van elkaar. Van een gezinsleven kan dus ook niet meer worden gesproken, aldus de moeder. Uitzicht op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen is er volgens de moeder niet.
6. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek kan de echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten worden uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
7. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat partijen al geruime tijd feitelijk uiteen zijn. Ter terechtzitting heeft de moeder uitdrukkelijk verklaard dat zij niet meer met de vader wil samenwonen en dat zij niet meer met hem getrouwd wil blijven. De vader is niet ter zitting verschenen. Hij durfde het niet aan om tegenover de moeder te zitten, aldus de verklaring van zijn advocaat ter zitting. Onder de gemelde omstandigheden moet naar het oordeel van het hof de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen als vaststaand worden aangenomen. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding dan ook bekrachtigen.
Kinder- en partneralimentatie
8. De vader stelt dat hij draagkracht mist om enige alimentatie ten behoeve van de kinderen en de moeder te betalen. De vader heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een tweetal uitkeringsspecificaties krachtens de Werkloosheidswet (WW-uitkering) in het geding gebracht, gedateerd 24 april 2012 en 11 september 2012. Voorts heeft hij een tweetal rekeningafschriften overgelegd van 27 maart 2012 en 21 september 2012.
9. De moeder betwist dat de vader geen enkele draagkracht heeft voor het betalen van alimentatie. Volgens haar heeft de vader onvoldoende inzage gegeven in zijn financiële situatie.
10. Het hof overweegt als volgt. Uit het door de vader overgelegde rekeningafschrift van 27 maart 2012 komt naar voren dat de vader over de periode van 30 januari 2012 tot 24 februari 2012 een WW-uitkering heeft ontvangen ten bedrage van € 1.134,08. Niet voldoende onderbouwd is echter dat de vader ook vóór 30 januari 2012 een WW-uitkering heeft genoten. Enig bewijsstuk hieromtrent ontbreekt. Het hof gaat er dan ook van uit dat de vader over de periode van 30 november 2011 tot 1 februari 2012 over voldoende inkomsten beschikte om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te kunnen betalen.
11. Bij het bepalen van de draagkracht van de vader met ingang van 1 februari 2012 gaat het hof uit van een gemiddeld netto inkomen van € 1.155,- per vier weken conform de door de vader overgelegde betaalspecificaties WW 2012. Dit inkomen dient nog te worden vermeerderd met 5% vakantiegeld.
12. De vader heeft voorts bij faxbericht van 17 oktober 2012 de volgende maandlasten opgevoerd: € 550,- kale huur, € 102,84 premie zorgverzekering, € 91,28 schuld aan de Sociale Dienst en € 73,09 verhaalsbijdrage Sociale Dienst. Het hof zal met deze lasten rekening houden voor zover deze niet door de moeder zijn betwist.
13. Ten aanzien van de door de moeder betwiste lasten overweegt het hof als volgt.
Woonlasten van de vader
14. Het hof is met de moeder van oordeel dat de vader onvoldoende heeft aangetoond wat zijn maandelijkse woonlasten zijn. De rekeningafschriften die de vader ter onderbouwing van zijn stelling heeft overgelegd, acht het hof onvoldoende om te kunnen beoordelen wat zijn daadwerkelijke maandelijkse woonlasten zijn. Het hof acht het wel aannemelijk dat de vader enige woonkosten heeft en begroot deze op de bijstandsnorm van € 213,- per maand.
Verhaalsbijdrage Sociale Dienst
15. De vader stelt dat hij op dit moment een verhaalsbijdrage aan de Sociale Dienst voldoet ten behoeve van de moeder en de kinderen. Enig bewijsstuk hieromtrent ontbreekt. De moeder is hiervan ook niet op de hoogte, zo is ter zitting gebleken. Het hof houdt met deze last dan ook geen rekening in de draagkrachtberekening van de vader. Het hof merkt daarbij nog op dat een dergelijke schuld vaak wordt veroorzaakt doordat een in het verleden door de gemeente vastgestelde verhaalsbijdrage niet is betaald. Dat niet betalen en de daardoor ontstane schuld dient naar het oordeel van het hof in een dergelijk geval voor rekening en risico te komen van diegene die niet aan zijn verplichting heeft voldaan.
16. Het hof houdt voorts bij de berekening van de draagkracht van de vader rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70.
17. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de vader over de periode van 30 november 2011 tot
1 februari 2012 een kinderalimentatie toelaat van € 150,- per maand per kind (overeenkomstig de beslissing van de rechtbank), en met ingang van 1 februari 2012 van € 40,- per maand per kind. Het hof gaat ervan uit dat deze bedragen niet uitstijgen boven de behoefte van de kinderen.
18. De draagkracht van de vader laat – naast de bijdrage voor de kinderen – geen ruimte voor het vaststellen van een uitkering tot levensonderhoud van de moeder. Het hof zal derhalve het verzoek daartoe alsnog afwijzen.
19. Gezien het voorgaande behoeft de grief van de vader aangaande de behoefte van de moeder aan een bijdrage in haar levensonderhoud geen bespreking meer.
Proceskostenveroordeling
20. Het hof ziet geen aanleiding om – zoals de moeder heeft verzocht – de vader te veroordelen in de proceskosten in deze procedure, en zal de kosten tussen partijen compenseren.
21. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de kinder- en partneralimentatie en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen alimentatie ten behoeve van de kinderen met ingang van 30 november 2011 tot 1 februari 2012 op € 150,- per maand per kind en met ingang van 1 februari 2012 op € 40,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst het inleidend verzoek van de moeder tot vaststelling van partneralimentatie af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
compenseert de kosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Zander en Van Wijk, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012.