GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 24 oktober 2012
Zaaknummer : 200.111.323/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-1030
De Stichting Bureau Jeugdzorg te ’s-Gravenhage,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
advocaat: mr. M.E. Tuinman te ’s-Gravenhage,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[grootmoeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. H. van der Heide-Boertien te Delft.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als degene wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenins kan zijn is aangemerkt:
mevrouw E. Voorham, pleegzorgwerker van Stichting Jeugdformaat,
hierna te noemen: de pleegzorgwerker.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Jeugdzorg is op 8 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 8 mei 2012 van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van Jeugdzorg:
- op 3 oktober 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 10 oktober 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder;
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw N. Peracha en mr. M.E. Tuinman namens Jeugdzorg;
- de pleegzorgwerker.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de grootmoeder (moederszijde) en Jeugdzorg hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van Jeugdzorg - strekkende tot machtiging de minderjarige [minderjarige], geboren [in 2010] te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- de moeder heeft het gezag over de minderjarige;
- op 17 maart 2011 heeft de raad een rapport uitgebracht over de opvoedingssituatie van de minderjarige;
- de minderjarige is tot 14 maart 2013 onder toezicht gesteld van Jeugdzorg.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige.
2. Jeugdzorg verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van Jeugdzorg tot het verlenen van een machtiging om de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen alsnog toe te wijzen. Ter zitting heeft Jeugdzorg haar verzoek nader gespecificeerd in die zin dat zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek tot verlening van de machtiging om de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten: bij de grootmoeder alsnog toe te wijzen.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof het verzoek van Jeugdzorg tot verlening van de machtiging om de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen, af te wijzen.
4. De grootmoeder verzoekt het hof het hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. Jeugdzorg voert het volgende aan. De uithuisplaatsing van de minderjarige is noodzakelijk om haar veiligheid te kunnen waarborgen. Er bestaan ernstige zorgen over de opvoedkwaliteiten van de moeder, zij komt haar afspraken met de hulpverlening en de grootmoeder niet na. Daarnaast is de verstandhouding tussen de moeder en de grootmoeder, die getekend wordt door veel agressie van de moeder naar de grootmoeder, zorgelijk en kan dit een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de minderjarige omdat de moeder en de grootmoeder niet op een lijn staan wat de opvoeding van de minderjarige betreft. Gebleken is dat de ondertoezichtstelling onvoldoende waarborgen biedt om de veiligheid van de minderjarige dag en nacht te garanderen, mede omdat de grootmoeder niet is opgewassen tegen (het agressieve gedrag van) de moeder en haar grenzen en die van de minderjarige niet kan waarborgen. Ter zitting heeft Jeugdzorg verklaard dat de Stichting Jeugdformaat na aandringen van Jeugdzorg toch besloten heeft de - in eerste instantie beëindigde - begeleiding voort te zetten na de afwijzing van het verzoek van Jeugdzorg in eerste aanleg. Zodoende verzorgt de pleegzorgwerker van Stichting Jeugdformaat thans grotendeels het contact met de grootmoeder en de moeder. Voornoemde stichting keurt echter de plaatsing van de minderjarige zoals deze thans is vormgegeven niet goed, hetgeen mede de reden is waarom Jeugdzorg van mening is dat de feitelijke situatie dient te worden geformaliseerd teneinde de veiligheid van de minderjarige te kunnen waarborgen. Eveneens heeft Jeugdzorg alsdan de middelen in handen om onmiddellijk te kunnen ingrijpen indien blijkt dat de moeder en de grootmoeder zich niet aan de afspraken houden. Jeugdzorg heeft tot doel de minderjarige uiteindelijk bij de moeder thuis te plaatsen en is voornemens deze thuisplaatsing stap voor stap te begeleiden en te voorkomen dat er nu iets onherstelbaar wordt geforceerd.
6. De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Het was niet de afspraak dat de minderjarige met een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder zou verblijven. De minderjarige verblijft tijdelijk bij de grootmoeder en het gaat goed op deze manier. Af en toe is de minderjarige, onder begeleiding van de pleegzorgwerker, bij de moeder. Zij is niet altijd bereikbaar voor Jeugdzorg omdat haar telefoon vaak defect is. Het gaat nu beter met haar, in die zin dat zij nu rustiger is, woonruimte heeft en voornemens is vanaf februari weer naar school te gaan. Zij wenst dat de minderjarige zo spoedig mogelijk weer bij haar geplaatst wordt, ze kan goed voor haar zorgen en daarnaast kan de minderjarige naar de crèche.
7. De grootmoeder heeft ter zitting te kennen gegeven belang te hechten aan het tot stand komen van systeemtherapie voor haar en de moeder en aan het opbouwen van het contact tussen de moeder en de minderjarige. Voor het monitoren van de situatie zoals Jeugdzorg wil, is een ondertoezichtstelling voldoende en is een uithuisplaatsing niet noodzakelijk.
8. De pleegzorgwerker heeft ter zitting het volgende verklaard. De Stichting Jeugdformaat heeft nimmer de begeleiding beëindigd. De begeleide bezoeken lopen op dit moment goed en de moeder is goed in staat de verzorging van de minderjarige op zich te nemen. Er hebben zich, sinds zij in het gezin is gekomen, geen incidenten meer voorgedaan. Het idee is nu dat de gedragswetenschapper van de Stichting Jeugdformaat een aantal gesprekken met de moeder zal voeren als “opstapje” naar een agressieregulatietherapie, indien dit mogelijk is in [woonplaats].
9. Het hof stelt voorop dat een machtiging tot uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) slechts kan worden verleend indien de wettelijke gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:261 lid 1 BW, bestaan. Het hof zal derhalve onderzoeken of de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen en de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
10. Het hof overweegt als volgt. Op basis van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat er voldoende gronden aanwezig zijn om Jeugdzorg een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige zoals verzocht te verlenen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de moeder reeds enkele jaren diverse vormen van hulpverlening is aangeboden, welke tot op heden niet hebben kunnen leiden tot de gewenste resultaten, om reden dat de hulpverlening telkenmale vroegtijdig is beëindigd wegens een gebrek aan medewerking van de moeder. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de moeder - in het licht van hetgeen door Jeugdzorg hieromtrent naar voren is gebracht - niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat zij haar afspraken niet nakomt. Voorts neemt het hof de problematische verstandhouding tussen de grootmoeder en de moeder, met alle gevolgen van dien, in aanmerking, reden waarom naar het oordeel van het hof de veiligheid van de minderjarige in de situatie zoals die nu bestaat in het geding is.
11. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is Jeugdzorg te machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Gebleken is dat de minderjarige reeds bij de grootmoeder verblijft zodat door een machtiging de huidige situatie geformaliseerd wordt. Het hof zal derhalve Jeugdzorg machtiging verlenen de minderjarige dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten: bij de grootmoeder, [grootmoeder], wonende te [woonplaats]. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
machtigt Jeugdzorg om de minderjarige [minderjarige], geboren [in 2010] te [geboorteplaats] voor de duur van de ondertoezichtstelling dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten: bij [grootmoeder], wonende te [woonplaats];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Van der Linden, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2012.