ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ8326

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.107.384/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. van den Wildenberg
  • J. Roelvink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Dordrecht, waarin zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen werd afgewezen. De vader heeft op 25 mei 2012 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 29 februari 2012. De moeder heeft op 5 juli 2012 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 12 september 2012 mondeling behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen aanwezig waren.

De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een omgangsregeling van eenmaal per twee weken een weekend vast te stellen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt om bekrachtiging van de beschikking, met veroordeling van de vader in de proceskosten. De vader stelt dat het in het belang van de minderjarigen is dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld, omdat hij vreest dat de moeder geen medewerking zal verlenen aan contact tussen hem en de kinderen.

De moeder daarentegen stelt dat het niet in het belang van de minderjarigen is om nu een omgangsregeling vast te stellen, gezien het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen sinds de zomer van 2008. Het hof overweegt dat de vader in eerdere omgangscontacten zijn afspraken niet is nagekomen en niet heeft meegewerkt aan omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader zijn eigen belangen boven die van de minderjarigen plaatst, wat leidt tot onzekerheid en teleurstelling bij de kinderen. Aangezien de vader geen grieven heeft ingediend tegen de dragende overwegingen van de rechtbank en niet is verschenen ter zitting, kan het hof niet anders dan de bestreden beschikking bekrachtigen.

Het hof wijst ook het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten af, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het meer of anders verzochte af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 17 oktober 2012
Zaaknummer : 200.107.384/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 09-8936 / 09-8937
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.G. Bannenberg te Rotterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [adres],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Harent te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 25 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 februari 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Dordrecht.
De moeder heeft op 5 juli 2012 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 12 september 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de advocaat van de moeder.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad en voor zover in hoger beroep in geschil - het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling met de minderjarigen afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen:
- [de minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
(hierna tezamen ook: de minderjarigen).
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het initiële verzoek tot het vastleggen van een contactregeling van eenmaal per twee weken een weekend toe te wijzen.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
4. De vader stelt zich op het standpunt dat het in het belang is van de minderjarigen dat een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen wordt vastgesteld. De vader verwacht, dat indien de omgangsregeling niet in een gerechtelijke uitspraak wordt vastgesteld, de moeder geen medewerking zal verlenen aan het tot stand komen van het contact tussen de vader en de minderjarigen. Hierdoor kan bij de minderjarigen ten onrechte het beeld ontstaan dat de vader geen contact met hen zou willen.
5. De moeder verweert zich daartegen en stelt dat het niet in het belang is van de minderjarigen om nu een omgangsregeling vast te stellen. Nadat partijen uit elkaar zijn gegaan, is er vanaf de zomer van 2008 tot oktober 2012 geen contact geweest tussen de vader en de minderjarigen. In de periode van 20 oktober 2010 tot 5 januari 2011 hebben er zes omgangscontacten plaatsgevonden waarna de vader niets meer van zich heeft laten horen. De minderjarigen hebben het hier erg moeilijk mee gehad. Inmiddels is er weer rust in het gezin en weten de minderjarigen dat er geen omgang met de vader meer komt. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader. De vader wenst geen medewerking te verlenen aan het omgangshuis en doet ook geen voorstel hoe hij het contact met de minderjarigen wenst in te vullen. De vader gaat voorbij aan de gevoelens en emoties van de minderjarigen. Gelet op de houding van de vader is het niet in het belang van de minderjarigen om nu een omgangsregeling op te leggen. Indien de minderjarigen in de toekomst hier om vragen, zal de moeder contact zoeken met de vader.
6. Het hof overweegt als volgt. In de bestreden beschikking is door de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen omdat - kort samengevat - de vader er keer op keer niet in is geslaagd uitvoering te geven aan het contact tussen hem en de minderjarigen. De vader is zijn afspraken niet nagekomen en wil niet meewerken aan omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader zijn eigen belangen teveel boven de belangen van de minderjarigen plaatst. Het gedrag van de vader veroorzaakt onzekerheid en teleurstelling bij de minderjarigen. In hoger beroep zijn door de vader geen grieven gericht tegen voornoemde dragende overwegingen van de rechtbank. De vader is ter zitting niet verschenen en heeft derhalve geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om alsnog ter zitting een toelichting te geven op de vraag waarom hij niet wil meewerken aan de omgangsbegeleiding, hij na het beëindigen van de begeleide omgangscontacten niets meer van zich heeft laten horen en op welke wijze hij thans invulling wenst te geven aan de door hem verzochte omgangsregeling. Nu de vader op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van een (noodzakelijke) verandering in zijn houding ten opzichte van de omgang met de minderjarigen, kan het hof niet tot een andere beslissing komen dan een bekrachtiging van de bestreden beschikking.
7. Ter zake van het verzoek van de moeder de vader te veroordelen in de proceskosten overweegt het hof als volgt. Het hof ziet, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, geen reden de vader te veroordelen in de proceskosten. Het verzoek van de moeder zal worden afgewezen.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van den Wildenberg en Roelvink, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2012.