GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 september 2012
Zaaknummer : 200.109.574/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-999
[appellant],
[woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.H. Westendorp te 's-Gravenhage,
[geïntimeerde]
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
Als belangh[woonplaats]jn aangemerkt:
1. [minderjarige] de minderjarige,
advocaat mr. P. Drenth te 's-Gravenhage, hierna: de advocaat van de minderjarige.
2. [belanghebbende],
[woonplaats]
hierna te noemen: de stiefmoeder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 6 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 april 2012 van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 6 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
De raad heeft het hof op 6 augustus 2012 per brief van 1 augustus 2012 laten weten niet ter zitting te verschijnen.
De zaak is op 23 augustus 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw S. Mulder, namens Jeugdzorg;
- de advocaat van de minderjarige;
- de stiefmoeder.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De nader te noemen minderjarige Augusto is in aanwezigheid van zijn advocaat in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is machtiging verleend aan jeugdzorg om de minderjarige [naam], geboren [in] 2000 te Guinee-Bissau (hierna: de minderjarige) te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de periode van 10 april 2012 tot 10 oktober 2012.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging tot gesloten plaatsing van de minderjarige voornoemd.
2. De vader verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de minderjarige niet wordt opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3. De advocaat van de minderjarige verzoekt het hof het verzoek van de vader toe te wijzen.
4. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek in hoger beroep af te wijzen.
5. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opneming in een gesloten setting noodzakelijk is. De vader voert daartoe aan dat hij de minderjarige de noodzakelijke begeleiding kan bieden, zodat een gesloten plaatsing niet nodig is.
6. De advocaat van de minderjarige stelt zich op het standpunt dat de minderjarige baat heeft bij behandeling in het [woonplaats].De minderjarige is rustiger geworden en hij krijgt veel aandacht op de High Care groep. De minderjarige vindt zelf ook dat het beter met hem gaat. De minderjarige heeft aangegeven graag naar huis te willen.
7. Jeugdzorg kan zich niet verenigen met de grieven van de vader en acht de beschikking en de gronden waarop die berust juist. Naar de mening van Jeugdzorg is een gesloten opname noodzakelijk om de veiligheid van de minderjarige en de mensen om hem heen te waarborgen. Jeugdzorg stelt verder dat een thuisplaatsing thans niet aan de orde is: zo is er nog geen uitslag van het diagnostisch onderzoek en is de onderzoeksvraag of de minderjarige in een gezin kan wonen nog onbeantwoord. Voorts accepteert de vader geen bemoeienis van Jeugdzorg en laat hij een groot wantrouwen zien, zodat moet worden bezien of de vader de uitkomst van het onderzoek zal accepteren.
Het hof overweegt als volgt.
8. Ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat [belanghebbende] is van de minderjarige en dat de biologische moeder van de minderjarige [betrokkene] is. Het hof zal de stiefmoeder als belanghebbende aanmerken nu naar het oordeel van het hof de zaak rechtstreeks betrekking heeft op haar rechten en verplichtingen. Ten aanzien van de biologische moeder is het hof gebleken dat zij het feitelijke gezag niet over de minderjarige uitoefent zodat het hof de moeder in deze procedure niet als belanghebbende aanmerkt.
Procespartij minderjarige
9. Artikel 29a Wet op de Jeugdzorg lid 2 (verder Wjz) bepaalt dat een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, bekwaam is in rechte op te treden. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
10. Het hof heeft de minderjarige, tezamen met de advocaat van de minderjarige, in raadkamer gehoord. Het hof is van oordeel dat de minderjarige in staat kan worden geacht tot redelijke waardering van zijn belangen en zal derhalve de minderjarige als procespartij aanmerken. De advocaat van de minderjarige is dan ook bevoegd ter terechtzitting het woord namens hem te voeren.
11. Artikel 29b lid 1 Wjz bepaalt dat de kinderrechter op verzoek een machtiging kan verlenen om een jeugdige in een accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of hij daarmee instemt. Een machtiging kan slechts worden verleend indien de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door een ander zal worden onttrokken.
12. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank op goede gronden beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt deze beslissing en de gronden waarop dat oordeel berust over en maakt deze tot de zijne. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat er bij de minderjarige nog altijd sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat een verblijf in accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk is. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat de minderjarige al langere tijd gedragsproblemen laat zien, hetgeen zich heeft geuit in schreeuwen, slaan en schoppen. Ook is de minderjarige moeilijk te sturen en te corrigeren. De minderjarige heeft van diverse instanties hulp gekregen, tot op heden zonder positief resultaat. Dit komt mede door het feit dat de minderjarige zich herhaaldelijk onttrekt aan de hulpverlening. In februari 2012 is de minderjarige weggelopen van huis en vervolgens geplaatst op crisisgroep 'De Kim' van Cardea. Vanwege de gedragsproblemen van de minderjarige heeft Cardea de opvang beëindigd en is de minderjarige in maart 2012 overgeplaatst naar Curium. De minderjarige vertoonde daar agressief gedrag en de veiligheid van de minderjarige zelf en die van de andere kinderen kwamen in geding. Daarnaast is de minderjarige meerdere keren weggelopen. Curium heeft eind maart 2012 laten weten de opname te beëindigen vanwege het zorgelijke gedrag van de minderjarige. Sinds april 2012 verblijft de minderjarige in gesloten jeugdzorg en vanaf juni 2012 is hij overgegaan naar de High Care groep.
13. Het hof is van oordeel dat de minderjarige in de gesloten jeugdzorg meer kan profiteren van de aangeboden hulpverlening dan vanuit een open instelling of de thuissituatie. Gebleken is dat de minderjarige - vanwege zijn gedragsproblematiek - is aangewezen op een beschermende en duidelijke opvoedomgeving waarbinnen hij begrensd wordt. De beslotenheid en de kleinschaligheid van de High Care groep hebben laten zien dat de minderjarige tot rust is gekomen. De minderjarige heeft een manier gevonden om met zijn boosheid om te gaan, maar moet nog werken aan het contact met andere kinderen, gezagsacceptatie en zijn zelfvertrouwen.
14. Het hof is voorts uit mededelingen van jeugdzorg ter zitting gebleken dat met een nader onderzoek wordt gestart in september 2012. Nu de minderjarige al sinds april 2012 gesloten is geplaatst mag van Jeugdzorg worden verwacht dat zij thans met de grootste voortvarendheid te werk gaat met het psychologisch onderzoek, zodat voor de eerst volgende verlenging - in oktober 2012 - duidelijk zal zijn of de minderjarige in een gezin kan functioneren en wat daar eventueel voor nodig is.
15. Het hof neemt verder in aanmerking dat de kritische houding van de vader ten opzichte van de hulpverlening maakt dat Jeugdzorg geen zicht krijgt op de (thuis) situatie van de vader en of de vader de problemen van de minderjarige voldoende erkend. Het hof acht het in het belang van het onderzoek dat de vader meewerkt met de hulpverlening. Een uitblijven van medewerking van de zijde van de vader zal een terugkeer van de minderjarige naar diens gezin zeker kunnen bemoeilijken.
16. Gelet op het hiervoor overwogene is er naar het oordeel van het hof nog altijd sprake van ernstige opgroei- en opvoedproblemen aan de zijde van de minderjarige die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat opneming en het verblijf in gesloten jeugdzorg noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de nodige zorg zal onttrekken of daardoor door anderen zal worden onttrokken. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, de Haan-Boerdijk en Zander bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2012.