ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ9211

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
22-001801-12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en mishandeling met als doel eigenrichting in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan gijzeling en mishandeling. De feiten vonden plaats op 29 april 2011 in Rotterdam, waar de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers, [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], en [benadeelde partij 3], wederrechtelijk van hun vrijheid beroofden. Dit gebeurde met het doel om hen te dwingen een geldbedrag van € 5.000,-- te betalen, dat volgens de verdachte was weggenomen bij een diefstal uit een café. De slachtoffers werden gedwongen in een auto te stappen en naar een shoarmazaak, genaamd 'Jeruzalem', gebracht. Daar werden zij mishandeld en bedreigd met vuurwapens. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, wat in hoger beroep werd bevestigd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen onbetrouwbaar waren. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de immateriële schade van € 500,-- per benadeelde partij. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte, die verplicht was om aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001801-12
Parketnummer: 10-691196-11
Datum uitspraak: 16 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 3 april 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Egypte) op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering tot gevangenneming van de verdachte is afgewezen. Voorts is beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof is onderworpen - ten laste gelegd dat:
1 primair.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten een of meer familielid / familieleden van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten een hoeveelheid geld te geven aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] gedwongen in een auto in te stappen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] meegenomen / vervoerd naar een shoarmazaak, genaamd Jeruzalem, en/of
- een of meer (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) getoond en/of voorgehouden aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] gedwongen om te bellen (met derden) om zo het geld te regelen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met een (op een) pistool (gelijkend voorwerp), in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd geslagen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] gedwongen naar een achterkamer / opslagruimte van die shoarmazaak te gaan en/of daar aanstalten gemaakt een snijmachine / deegmachine aan te sluiten;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] gedwongen in een auto in te stappen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] meegenomen / vervoerd naar een shoarmazaak, genaamd Jeruzalem, en/of
- een of meer (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) getoond en/of voorgehouden aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met een (op een) pistool (gelijkend voorwerp), in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd geslagen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] gedwongen naar een achterkamer / opslagruimte van die shoarmazaak te gaan en/of daar aanstalten gemaakt een snijmachine / deegmachine aan te sluiten;
3.
hij op of omstreeks 29 april 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meer perso(o)n(en) (te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]) heeft mishandeld, door
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] in het gezicht, althans tegen het hoofd, en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met een (op een) pistool (gelijkend voorwerp), in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd te slaan, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] letsel heeft / hebben bekomen en/of pijn heeft / hebben ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het hof tot een andere bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 29 april 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk personen, genaamd [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] te dwingen iets te doen , te weten een hoeveelheid geld te geven aan verdachte en/of zijn mededaders, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] meegenomen naar een shoarmazaak, genaamd Jeruzalem, en
- een of meer (op) (een) vuurwapen(s) (gelijkend(e) voorwerp(en)) getoond aan die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] gedwongen om te bellen (met derden) om zo het geld te regelen en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] in het gezicht, althans tegen het lichaam geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] met een hard voorwerp, tegen het hoofd geslagen;
3.
hij op 29 april 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk personen te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] heeft mishandeld, door
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] in het gezicht en het lichaam te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen en
- die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] met een hard voorwerp, tegen het hoofd te slaan, waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota, het verweer gevoerd - zakelijk weergegeven - dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft hiertoe betoogd dat de verklaringen van aangevers in zijn algemeenheid inconsistent, tegenstrijdig en derhalve onbetrouwbaar zijn. Ook de verklaringen van de beide moeders van de aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] zijn volgens de raadsvrouw onbetrouwbaar te achten. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de verdachte stelt dat in "Jeruzalem" alleen een normaal gesprek heeft plaatsgevonden tussen [benadeelde partij 3] en de medeverdachte [medeverdachte] en dit scenario niet kan worden uitgesloten, zodat onvoldoende wettig dan wel overtuigend bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van de feiten onder 1 en 3.
De raadsvrouw heeft subsidiair voorwaardelijk het verzoek gedaan om een of meer personen als getuigen te horen die op 29 april 2011 in "Jeruzalem" te gast waren en [benadeelde partij 2] te horen omtrent zijn vermeende muzikale optreden die avond in "Jeruzalem".
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de inhoud van het dossier en verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Het hof heeft vastgesteld dat in de nacht van 28 op 29 april 2011 een diefstal is gepleegd in café "[café]" te Rotterdam, waarvan de medeverdachte [medeverdachte] de eigenaar was. De medeverdachte [medeverdachte] heeft daarvan aangifte gedaan en in dat onderzoek zijn [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] als verdachten aangemerkt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 29 april 2011 in zijn shoarmazaak, genaamd "Jeruzalem", aan het werk was. [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 4] en de medeverdachte [medeverdachte] waren ook in de zaak aanwezig en er is eten en drinken besteld. Het was een normale dag. De verdachte heeft verklaard dat hij zag dat de medeverdachte [medeverdachte] een gesprek had met [benadeelde partij 3] en dat hij heeft gehoord dat het gesprek over geld ging.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben op 3 mei 2011 aangifte gedaan van gijzeling/ontvoering en diefstal met bedreiging op 29 april 2011.
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben bij de politie en [benadeelde partij 3] heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat zij op 29 april 2011 bij "[café]" werden opgewacht door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] waren als eersten ter plaatse en [benadeelde partij 3] kwam iets later ter plaatse, waarna zij door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in verdachtes auto zijn meegenomen naar "Jeruzalem". In "Jeruzalem" moesten zij aan een tafel gaan zitten. [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] werden door de verdachte en medeverdachten gedwongen om een geldbedrag van € 5.000,-- te regelen. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij met haar moeder, [getuige 1], heeft gebeld om te vragen of zij € 5.000,-- wilde overmaken. [getuige 1] heeft dit bevestigd in haar getuigenverklaring tegenover de politie. [getuige 1] heeft verklaard dat zij in de avond van 29 april 2011 werd gebeld door haar dochter, [benadeelde partij 1]. Ze herkende de stem van haar dochter en hoorde haar zeggen dat ze gegijzeld waren en dat er € 5.000,-- overgemaakt moest worden. [getuige 1] hoorde door de telefoon dat wanneer zij dat niet zou doen, haar dochter dat met de dood zou moeten bekopen. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat zij op de achtergrond een mannenstem hoorde schreeuwen: "Elke vijf minuten dat ze het later overmaakt, komt er € 500,-- bij".
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben dit eveneens verklaard in hun aangiften en die verklaringen worden aldus bevestigd.
[getuige 1] heeft voorts verklaard dat zij een vrouwenstem tegen haar dochter heeft horen zeggen dat ze het bankrekeningnummer moest sms'en en dat het geld direct overgemaakt moest worden. [getuige 1] heeft verklaard dat zij veel stemmen hoorde op de achtergrond, welke in een niet-Nederlandse taal spraken. Ook hoorde zij veel geschreeuw en geluiden alsof er ergens op werd geslagen. [getuige 1] heeft op 29 april 2011 om 23:25 uur een sms-bericht ontvangen van [benadeelde partij 1], waarin staat: "[rekeningnummer] ing gelijk overmaken!!". Uit onderzoek naar genoemd rekeningnummer bleek deze op naam te staan van Café en snackbar [café] te Rotterdam, te weten het café waarvan de medeverdachte [medeverdachte] eigenaar was.
Ook [benadeelde partij 3] heeft in zijn verklaring tegenover de politie verklaard dat hij zijn moeder heeft gebeld om geld te regelen. Deze verklaring van [benadeelde partij 3] wordt bevestigd door de getuigenverklaring van zijn moeder, [getuige 2]. [getuige 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij op 29 april 2011 door [benadeelde partij 3] werd gebeld en dat hij vertelde dat hij gegijzeld was, dat hij werd vastgehouden, een mes op zijn keel had en dat ze hem zouden afmaken. In een tweede telefoongesprek diezelfde avond smeekte [benadeelde partij 3] haar om € 5.000,-- te pinnen en te komen brengen. [getuige 2] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] tegen haar zei: "Weet je wel wat je zoon bij mij gedaan heeft? Hij heeft bij mij ingebroken en geld en drank gestolen. Vind je het gek dat ik hem hier vast houd".
[benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben verklaard dat zij in "Jeruzalem" door de verdachte en zijn mededaders ook zijn geschopt en geslagen. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben verklaard dat zij onder meer met een hard voorwerp tegen het hoofd zijn geraakt.
Bij [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] is letsel vastgesteld. Uit de FARR verklaring d.d. 4 mei 2011 zijn bij [benadeelde partij 2] op 30 april 2011 gekneusde ribben vastgesteld. Ten aanzien van [benadeelde partij 3] heeft de verbalisant opgemerkt dat hij op 30 april 2011 door een forensisch arts is onderzocht. [benadeelde partij 3] had letsel aan zijn neus. [benadeelde partij 3] werd voor nader onderzoek verwezen naar een keel- neus- en oorarts.
Het hof heeft tot slot vastgesteld dat naar aanleiding van de gebeurtenissen op 29 april 2011 in "Jeruzalem", door de politie de camerabeelden van het winkelcentrum aan de Kerstendijk van die bewuste avond zijn bekeken. De beelden zijn opgenomen op 29 april 2011 van 21:30 uur tot 0:00 uur. Door de dienstdoende verbalisant is op de camerabeelden met betrekking tot "Jeruzalem" gezien dat door de positie van de betaalautomaat op de camerabeelden zichtbaar is waar de ingang van "Jeruzalem" is. Voorts is door de dienstdoende verbalisant op de camerabeelden gezien dat verschillende personen "Jeruzalem" inlopen en uitlopen. Om 22:13 uur ziet de verbalisant dat er een groep personen komt aanlopen vanuit de richting van de Reyerdijk. De groep bestaat uit zes personen en gaat de zaak binnen. Gelet op het aantal personen en het tijdstip van aankomst bij "Jeruzalem", vermoedt de verbalisant dat dit de aangevers, de getuige en de verdachten zijn.
Het hof heeft voorts vastgesteld dat op 29 april 2011 om 22:27 uur de dienstdoende verbalisanten van politie Rotterdam-Rijnmond een melding hebben gekregen van de centrale meldkamer Rotterdam om een onderzoek in te stellen op het adres waar [benadeelde partij 3] bedreigd zou worden door het personeel van "[café]". Dit zou gemeld zijn door de moeder van [benadeelde partij 3], mevrouw [getuige 2]. Omstreeks 22:40 uur heeft de dienstdoende verbalisant contact opgenomen met [getuige 2]. [getuige 2] vertelde dat zij een telefoontje van haar zoon had gekregen waarin hij haar vertelde dat hij werd vastgehouden en € 5.000,-- moest betalen aan de eigenaar van "[café]". [getuige 2] vertelde dat het ging om de eigenaar van de cafetaria die '[medeverdachte]' heet.
Vanaf 23:12 uur geven de beelden een error. De beelden kunnen niet worden weergegeven. De error duurt tot 23:25 uur. Het standpunt van de raadsvrouw dat er continu klanten in en uit de zaak liepen kan aan de hand van de camerabeelden derhalve niet worden bevestigd.
Het hof heeft vastgesteld dat [benadeelde partij 1] om 23:25 uur haar moeder, mevrouw [getuige 1], het voormelde sms-bericht heeft verstuurd met daarin het rekeningnummer van "[café]".
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] op essentiële punten overeenkomen en ziet derhalve geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Bovendien vinden hun verklaringen steun in overige bewijsmiddelen zoals hierboven is overwogen. Ook de verklaringen van de moeders van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 1] vinden op verschillende punten bevestiging in het dossier en worden op die grond niet onbetrouwbaar geacht.
Gelet op het vorenstaande acht het hof zich voldoende voorgelicht omtrent de toedracht van de gebeurtenissen in "Jeruzalem" op 29 april 2011, zodat geen noodzaak bestaat om een of meer personen als getuigen te horen die op 29 april 2011 in "Jeruzalem" te gast waren noch [benadeelde partij 2] te horen omtrent zijn vermeende muzikale optreden die avond in "Jeruzalem". De voorwaardelijke getuigenverzoeken van de raadsvrouw worden derhalve afgewezen.
Het vorenstaande in onderling verband bezien, acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan gijzeling en mishandeling van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Medeplegen van gijzeling, meermalen gepleegd
en
Medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gijzeling en mishandeling van de slachtoffers, teneinde bij wijze van eigenrichting geld terug te krijgen dat bij de diefstal uit het café van een van de mededaders zou zijn weggenomen. Aldus handelende heeft de verdachte samen met zijn mededaders een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Tevens hebben zij niet alleen de slachtoffers, maar ook de naaste familieleden van de slachtoffers in ernstige mate vrees aangejaagd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.325,54, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 500,-, ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist, nu de verdachte heeft verklaard dat hij de hem ten laste gelegde feiten niet heeft gepleegd en de raadsvouw vrijspraak van die feiten heeft bepleit.
Het hof is evenwel van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,-- hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.026,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 500,--, ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist, nu de verdachte heeft verklaard dat hij de hem ten laste gelegde feiten niet heeft gepleegd en de raadsvouw vrijspraak van die feiten heeft bepleit.
Het hof is evenwel van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,-- hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 282a en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,-- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 500,-- (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,-- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 500,-- (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J.W. van Oven,
mr. Chr. A. Baardman en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 november 2012.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.