Rolnummer: 22-006757-09
Parketnummers: 09-753699-08 en 09-535401-08
Datum uitspraak: 28 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 december 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 4 april 2011, 18 april 2011, 14 maart 2012 en 14 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan twee jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode
31 oktober 2001 tot en met 1 januari 2008 te Alphen aan den Rijn, met [benadeelde partij 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte (telkens) - zijn penis in de anus van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of
- één of meer voorwer(pen) in de anus van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of
- de penis van die [benadeelde partij 1] betast en/of
- zijn penis door die [benadeelde partij 1] laten betasten;
2:
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2001 tot en met 1 januari 2008 te Alphen aan den Rijn (een) afbeelding(en) en/of voorwerp(en) en/of gegevensdrager(s), bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten (een) pornografische film(s) en/of foto('s) heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan [benadeelde partij 1], geboren op [geboortejaar] 1996, zijnde een minderjarige van wie hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar;
3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode 1 januari 2003 t/m 1 januari 2006 te Alphen aan den Rijn, met [benadeelde partij 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Schippers, hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in de anus en/of de mond van die [benadeelde partij 2] gebracht en/of
- de penis van die [benadeelde partij 2] betast en/of
- zijn penis door die [benadeelde partij 2] laten betasten en/of
- getongzoend met die [benadeelde partij 2];
4:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2006 te Alphen aan den Rijn (een) afbeelding(en) en/of voorwerp(en) en/of gegevensdrager(s), bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten (een) pornografische film(s) en/of foto('s) heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan [benadeelde partij 2], geboren op [geboortejaar] 1996, zijnde een minderjarige van wie hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft - zoals verwoord in zijn overgelegde pleitaantekeningen - ter terechtzitting in hoger beroep primair betoogd dat de ontstaanswijze van het dossier dermate onzorgvuldig is dat het openbaar ministerie hiermee zijn recht op strafvervolging heeft verspeeld. Nu herstel niet mogelijk is dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat in de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik" nauwgezet is aangegeven hoe er dient te worden omgegaan met aangiftes en minderjarige aangevers.
In deze zaak zijn de normen ten aanzien van voortvarendheid van het onderzoek, teneinde beïnvloeding te voorkomen, en zorgvuldigheid, zoals het goed doorvragen op cruciale punten, met voeten getreden.
Het hof stelt vast dat het studioverhoor van [benadeelde partij 2] Schippers 43 dagen na de aangifte en dat van [benadeelde partij 1] 13 dagen na de aangifte heeft plaatsgevonden. Het hof vindt dit, zeker in het geval van [benadeelde partij 2], niet voortvarend.
Voorts heeft prof. dr. R.A.R. Bullens in zijn rapportage van 2 december 2008 ten aanzien van de studioverhoren opgemerkt dat het verhoor van [benadeelde partij 2] (pag 25) -op een aantal onvolkomenheden na- op redelijke wijze is afgenomen (met inachtneming van alle procedures en principes van de SVA om tot een zo betrouwbaar mogelijk interview te komen), terwijl het verhoor van [benadeelde partij 1] (pag 26)(volgens genoemde procedures) op matige wijze is afgenomen.
Naar het oordeel van het hof maken bovengenoemde onvolkomenheden het onderzoek niet dermate onzorgvuldig dat deze een ernstige inbreuk op beginselen van een goede procesorde opleveren, dan wel dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het hof acht derhalve het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging.
Blijkens het proces-verbaal van de politie Hollands Midden van 15 oktober 2008 zijn op de harde schijf van de op 25 augustus 2008 in beslag genomen computer van de verdachte 224 pornografische foto's aangetroffen. Uit het dossier blijkt echter niet op welk moment de genoemde foto's op de computer van de verdachte zijn geplaatst. Derhalve kan niet bewezen worden dat deze foto's in de ten laste gelegde periode op de computer aanwezig waren en dat de verdachte deze foto's toen aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft vertoond.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode 31 oktober 2001 tot en met 24 maart 2007 te Alphen aan den Rijn, met [benadeelde partij 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte
- zijn penis in de anus van die [benadeelde partij 1] gebracht en
- één voorwer in de anus van die [benadeelde partij 1] gebracht en
- de penis van die [benadeelde partij 1] betast en
- zijn penis door die [benadeelde partij 1] laten betasten;
3:
hij in de periode 1 januari 2003 t/m 1 januari 2006 te Alphen aan den Rijn, met [benadeelde partij 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die Schippers, hebbende verdachte
- zijn penis in de anus en de mond van die
[benadeelde partij 2] gebracht en
- de penis van die [benadeelde partij 2] betast en
- zijn penis door die [benadeelde partij 2] laten betasten en/
- getongzoend met die [benadeelde partij 2];
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Door de raadsman van de verdachte is - overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen - betoogd dat de aangifte (het hof leest: de verklaring) van [benadeelde partij 1] niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu de verdediging niet in staat is gesteld om [benadeelde partij 1] nadere vragen te doen stellen middels een tweede studioverhoor, waardoor een fundamenteel recht van de verdediging is geschonden.
Het hof overweegt als volgt:
Artikel 6 van het EVRM bepaalt onder meer dat een ieder tegen wie vervolging is ingesteld het recht heeft de getuigen à charge te ondervragen of doen ondervragen.
Ingevolge art. 288, eerste lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter van het verhoor van een getuige ter terechtzitting afzien indien het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige ter terechtzitting te kunnen ondervragen. Ook in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om ontucht met een minderjarige, zal de rechter dus, indien hij daartoe de in genoemd artikellid vermelde gronden aanwezig acht, het belang van het slachtoffer mogen doen prevaleren boven het recht van de verdachte om het slachtoffer te (doen) ondervragen. Het voorgaande is ook van toepassing op het horen van een getuige door de rechter-commissaris, of, zoals in het onderhavige geval, op het (nader) horen door middel van een studioverhoor.
Als dientengevolge voor de verdachte de gelegenheid heeft ontbroken het slachtoffer te (doen) ondervragen, staat artikel 6 EVRM er niet zonder meer aan in de weg dat de door het slachtoffer bij de politie afgelegde verklaring tot het bewijs wordt gebezigd. In een dergelijk geval dient dan wel aan de verdachte die die verklaring op haar betrouwbaarheid wenst te toetsen, een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende compensatie te worden geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot (rechtstreekse) ondervraging van het slachtoffer.
Met de rechtbank stelt het hof het navolgende vast.
De verhoren van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] zijn audiovisueel vastgelegd. De verdediging is in de gelegenheid gesteld om van deze opnamen kennis te nemen bij de rechter-commissaris. De op videoband opgenomen verhoren zijn daarnaast door de deskundige prof. Bullens onderzocht. Het daarvan opgestelde rapport bevindt zich in het dossier.
Voorts zijn de moeders van de slachtoffers door de rechter-commissaris nader gehoord, waarbij met name is ingegaan op de gesprekken die zij met hun zoons hebben gevoerd omtrent het gestelde misbruik. Bij die gelegenheid heeft de verdediging hen nadere vragen kunnen stellen over de (totstandkoming van) de aangiften. Hiermee is naar het oordeel van het hof reeds voldoende compensatie geboden voor het niet (rechtstreeks) kunnen ondervragen door de verdediging van [benadeelde partij 1].
Het hof heeft ter terechtzitting van 18 april 2011 de zaak verwezen naar de rechter-commissaris met het verzoek te trachten een aanvullend studioverhoor te doen plaatsvinden van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1], waarbij de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld schriftelijke vragen over de feiten in te brengen. Ter terechtzitting van 14 maart 2012 heeft het hof ten aanzien van het verhoor van [benadeelde partij 1] vastgesteld dat het niet mogelijk is hem als getuige nader te horen, gelet op een brief van de psychiater A.C. Theil omtrent de psychische toestand van [benadeelde partij 1].
Het verhoor van [benadeelde partij 2] heeft op 11 oktober 2011 plaatsgevonden. Hierbij is naar aanleiding van vragen van de verdediging ook aandacht besteed aan mogelijke tussentijdse contacten tussen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]. Ook dit verhoor is door de deskundige prof. Bullens onderzocht. Het daarvan opgestelde rapport bevindt zich eveneens in het dossier.
Naar het oordeel van het hof doet het gegeven dat het niet mogelijk is gebleken [benadeelde partij 1] voor de tweede keer te verhoren niet af aan bovengenoemde conclusie dat het niet rechtstreeks kunnen ondervragen van [benadeelde partij 1] in voldoende mate is gecompenseerd.
De raadsman van verdachte heeft daarnaast vrijspraak bepleit, omdat de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers betwist en de verklaringen geen steun vinden in ander bewijs.
Het hof overweegt daarover het volgende.
Prof. Bullens heeft in eerste aanleg een betrouwbaar-heidsonderzoek gedaan naar de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]. Door de verdediging is terecht gewezen op de in zijn rapport genoemde kritiekpunten met betrekking tot de wijze waarop met name het verhoor van [benadeelde partij 1] is verlopen. Het hof acht het verloop van dit verhoor ongelukkig, mede gelet op de lichte vorm van autisme die [benadeelde partij 1] heeft. Het hof acht de kritiekpunten echter niet opwegen tegen de in het rapport weergegeven punten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen en die een bijdrage (kunnen) leveren aan de betrouwbaarheid c.q. geloofwaardigheid van de verklaringen van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1].
Daarbij vindt het hof het volgende van belang.
Uit het onderzoek zijn geen concrete aanwijzingen naar voren gekomen dat de slachtoffers niet de waarheid hebben gesproken.
Uit het dossier is komen vast te staan dat [benadeelde partij 2] naar aanleiding van het vinden van een dagboek van zijn moeder en gesprekken op school over loverboys en misbruik op 12 april 2008 spontaan tegen zijn moeder heeft verteld dat hij door de verdachte was misbruikt. De moeder van [benadeelde partij 2] heeft op 23 april 2008 aangifte gedaan van het seksueel misbruik. Op 26 mei 2008 is [benadeelde partij 2] in de studio gehoord door gespecialiseerde zedenrechercheurs. Tijdens het verhoor heeft hij een uitgebreide verklaring afgelegd en gedetailleerd verklaard over de wijze waarop hij door de verdachte is misbruikt. Hij heeft verteld over meerdere afzonderlijke misbruiksituaties en hierbij intieme details genoemd. Hij kon zich ook gedeelten van gesprekken herinneren die tijdens die incidenten zijn gevoerd. Zijn verklaring tegenover de politie komt overeen met hetgeen hij eerder tegen zijn moeder heeft verteld.
Wanneer de moeder van [benadeelde partij 1] verneemt dat de verdachte is aangehouden wegens verdenking van misbruik van [benadeelde partij 2] gaat zij op 19 juli 2008 met haar zoon [benadeelde partij 1] praten. Op haar vraag wat hij met de verdachte deed als hij met hem op diens kamer was, heeft [benadeelde partij 1] zijn moeder verteld dat de verdachte vieze films keek, vieze dingen zei en hem ongepast "knuffelde". In de dagen daarna heeft [benadeelde partij 1] meer verteld over wat de verdachte heeft gedaan en wat hij bij de verdachte moest doen. Op 30 juli 2008 heeft de moeder van [benadeelde partij 1] aangifte van misbruik gedaan. Op 12 augustus 2008 is [benadeelde partij 1] in de studio gehoord door gespecialiseerde rechercheurs. Zijn verklaring tegenover de politie komt overeen met hetgeen hij eerder tegen zijn moeder heeft verteld. In zijn verklaring zijn geen duidelijke inconsistenties aan te wijzen en hij kan af en toe de conversatie gedurende het misbruik noemen. Dat [benadeelde partij 1] het misbruik "scriptmatig" schetst, is naar het oordeel van het hof mogelijk het gevolg van de langdurigheid van het misbruik in combinatie met de lichte vorm van autisme waaraan [benadeelde partij 1] lijdt. Ook prof. Bullens heeft hierin niet zonder meer een reden gezien om zijn verklaring ongeloofwaardig te achten.
Een verdere aanwijzing voor de betrouwbaarheid van de genoemde verklaringen is gelegen in de omstandigheid dat zij sterke overeenkomsten vertonen met betrekking tot de plaats waar het misbruik heeft plaatsgevonden en de wijze waarop [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] door de verdachte zijn misbruikt. De verdachte heeft de jongens onder meer in zijn woonkamer betast aan hun geslacht en hen (anaal) gepenetreerd. Ook moesten zij het geslacht van de verdachte betasten. Beide jongens zijn door de verdachte bedreigd om onthulling van het misbruik tegen te gaan.
Uit het dossier is niet gebleken dat de getuigen elkaar beïnvloed hebben. De moeder van [benadeelde partij 1] was niet op de hoogte van de inhoud van de aangifte die namens [benadeelde partij 2] tegen de verdachte was gedaan. Zij had van haar schoonvader alleen gehoord dat er aangifte was gedaan. Verder volgt uit haar verklaring dat de familie-verhoudingen sinds het overlijden van de moeder van de verdachte in maart 2007 verslechterd zijn en dat zowel [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] alsook hun moeders sindsdien nauwelijks onderling contact hebben gehad.
Prof. Bullens bespreekt op pagina 27 van zijn rapport van 2 december 2008 de mogelijkheid dat [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] niet de waarheid spreken. Hij stelt dat het scenario dat hun verklaringen het resultaat zijn van suggestieve bevraging theoretisch gesproken opgeld zou kunnen doen. In deze zaak is, aldus de deskundige, tenminste enige ruimte geweest voor het ontstaan van 'ruis' door -kort gezegd- tijdsverloop. Hij vervolgt met de opmerking dat er echter geen wezenlijk verschil bestaat tussen de spontane onthulling van [benadeelde partij 2] en wat hij tijdens het studioverhoor heeft verklaard. Ook de verklaring van [benadeelde partij 1] 'dijt' niet gaandeweg 'uit' (onder invloed van suggestieve bevraging).
Voorts heeft [benadeelde partij 2] in zijn tweede studioverhoor d.d. 11 oktober 2011 onder meer verklaard (G is [benadeelde partij 2]):
G: .. maar wat ik hier vertel dat heb ik met niemand echt besproken of zo ..
...
V: Want jij zegt namelijk ik heb niks verteld aan [benadeelde partij 1] en niet aan zijn moeder.
G: Nee met over wat [verdachte] met mij gedaan heeft en zo.
...
G: maar hij zei wel wat erg en heb ik ja op gezegd maar dat daarna ook verder niks of zo ik ben gewoon, ik wilde het er niet met hem over hebben.
Uit genoemd studioverhoor komt naar voren dat het aannemelijk is dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in algemene termen over de feiten met elkaar hebben gesproken, maar niet specifiek over hetgeen door de verdachte met hen is gedaan. Niet blijkt dat er sprake is van enige beïnvloeding.
Prof. Bullens heeft in zijn aanvullende rapportage van
8 oktober 2012 geconcludeerd dat de conclusies zoals in zijn rapportage van 2 december 2008 ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij 2] zijn geformuleerd onverkort opgeld doen. De consistentie tussen beide verklaringen kan als ruim voldoende worden aangemerkt.
Het hof concludeert dat zowel de verklaring van [benadeelde partij 2] als de verklaring van [benadeelde partij 1] voldoende betrouwbaar is.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht inclusief zes maanden elektronisch toezicht en een behandeling bij De Waag, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een periode van vijf en een half jaar herhaaldelijk ontuchtige handelingen gepleegd met twee (achter)neefjes die ten tijde van de feiten tussen de 5 en 10 jaar ([benadeelde partij 1]) respectievelijk 6 en 9 jaar ([benadeelde partij 2]) oud waren.
Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Zijn handelen was louter en alleen gericht op zijn eigen behoeftebevrediging en hij heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van de (zeer)jonge slachtoffers en hun (seksuele) ontwikkeling. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen.
De feiten hebben een grote impact op de slachtoffers gehad. De effecten van de strafbare handelingen van de verdachte op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de slachtoffers zijn momenteel niet geheel te overzien. Het is slechts te hopen dat zij daarvan geen (blijvende) psychische gevolgen zullen ondervinden. De feiten zijn des te ernstiger nu de verdachte de oom is van de slachtoffers. Hij heeft het vertrouwen dat kinderen in hun familie mogen stellen en de veiligheid die zij van hem mogen verwachten op een buitengewoon ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd.
Het behoeft voorts weinig betoog dat feiten als de onderhavige in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
Het hof heeft in zijn oordeel rekening gehouden met de vastgestelde verstandelijke beperking en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze blijken uit de rapportages van de reclassering (van 28 augustus 2008, 27 november 2008 en 13 november 2012), het verslag van een psychologisch onderzoek op 13 februari 2008 opgesteld door MEE Zuid-Holland Noord, alsmede de pro-justitia rapportage van 8 december 2008, opgesteld door
drs. M.H. Keppel, psycholoog.
Ten voordele van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder onder 1 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet o/d identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Den Haag en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag te Leiden. Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. D. Jalink, mr. S.A.J. van 't Hul en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 november 2012.
mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.