PROMIS
Rolnummer: 22-002514-12
Parketnummer: 09-180711-10
Datum uitspraak: 14 februari 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 mei 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1980,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 31 januari 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), meerdere malen, althans een maal, heeft geslagen en/of heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2010 in de gemeente Leidschendam-Voorburg opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij] heeft geslagen en gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en de verdachte
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het ten laste gelegde betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van noodweer dan wel noodweerexces dan wel psychische overmacht.
De raadsvrouw heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. De verdachte was geschrokken van het rijgedrag van de aangever [benadeelde partij]. Vervolgens vond een confrontatie op straat plaats, waarbij de aangever [benadeelde partij] de verdachte met een steeksleutel een gat in het hoofd heeft geslagen. De verdachte was hierdoor geschokt en hevig geëmotioneerd. In deze toestand is de verdachte, nadat hij weer in zijn auto was gestapt, achter de aangever aan gereden naar het politiebureau, teneinde de aangever over te dragen aan de politie.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte nadat hij meende gesneden te zijn door de aangever [benadeelde partij], met zijn busje de achtervolging heeft ingezet. Bij een kruising is de verdachte uitgestapt, naar de auto van [benadeelde partij] gelopen en heeft deze uit zijn auto getrokken. Vervolgens heeft [benadeelde partij] uit zijn auto een steeksleutel gepakt en de verdachte daarmee in Voorschoten op het hoofd geslagen. Daarna is [benadeelde partij] naar het politiebureau in de gemeente Leidschendam-Voorburg gereden. Verdachte is vervolgens wederom achter [benadeelde partij] aangereden.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verdachte direct na aankomst in het politiebureau - voor de ogen van een verbalisant - de aangever [benadeelde partij] heeft aangevallen en hem heeft geslagen. Het hof overweegt dat tussen het moment dat de verdachte door de aangever [benadeelde partij] was geslagen en het moment dat hij de aangever in het politiebureau heeft aangevallen en geslagen een aanzienlijke tijd is verstreken, gelet op de afstand tussen Voorschoten en het politiebureau in de gemeente Leidschendam-Voorburg. Een dergelijke situatie levert derhalve naar het oordeel van het hof geen situatie op waarin het voor de verdachte noodzakelijk was zich tegen een ogenblikkelijke aanranding van zijn lijf, eerbaarheid of goed te verdedigen. Het verweer dient op grond van het vorenstaande te worden verworpen.
Nu niet kan worden aangenomen dat van een noodweersituatie sprake is geweest, faalt ook het beroep op noodweerexces.
Het hof overweegt ten aanzien van het beroep op psychische overmacht dat een dergelijk beroep slechts kan slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, noch de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de verdachte heftig geëmotioneerd was, leveren naar het oordeel van het hof een van buiten komende drang op waaraan de verdachte op het moment dat hij zich in het politiebureau bevond, redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Te meer niet nu de verdachte zelf bij herhaling de confrontatie met de aangever heeft opgezocht.
Ook overigens zijn op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep omstandigheden, welke een geslaagd beroep op psychische overmacht zouden rechtvaardigen, niet aannemelijk geworden. Het beroep op psychische overmacht wordt daarom ook verworpen.
Aangezien er ook anderszins geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit of de verdachte uitsluit, is het bewezen verklaarde feit en de verdachte strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. De verdachte heeft naar aanleiding van een verkeerssituatie de bestuurder/aangever langere tijd heeft achtervolgd, waarna hij actief de confrontatie met de andere bestuurder heeft gezocht, waarbij eerst de verdachte en daarna ook de andere bestuurder fysiek geweld heeft gebruikt. Vervolgens is de bestuurder weggevlucht en heeft de verdachte hem achtervolgd tot in het politiebureau. Verdachte heeft daar aangever geslagen. De verdachte heeft met deze handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Een dergelijk feit veroorzaakt bovendien gevoelens van angst bij het slachtoffer en in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. A. Kuijer en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier
mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2013.
mr. P.J. Wurzer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.