ECLI:NL:GHSGR:2012:CA1278
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Mink
- A. Kamminga
- J. Otter
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de werking van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad in een kinderalimentatiezaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De vader, verzoeker in hoger beroep, had een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring van de beschikking waarin was bepaald dat hij een maandelijkse bijdrage van € 391,- moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind. De vader betwistte de vaststelling van de behoefte van het kind en de draagkracht van de moeder, en voerde aan dat hij in financiële nood verkeerde. De moeder, verweerster in hoger beroep, betwistte het belang van de vader bij schorsing en stelde dat hij tot op heden niets had betaald.
Het hof overwoog dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking in beginsel geëxecuteerd kan worden, ook al is er hoger beroep ingesteld. Bij de beoordeling van het verzoek tot schorsing diende het hof de belangen van beide partijen af te wegen. De vader had aangevoerd dat de rechtbank bij de vaststelling van de behoefte van het kind een juridische en feitelijke misslag had gemaakt, en dat hij niet in staat was om de vastgestelde bijdrage te betalen. Het hof concludeerde dat er mogelijk sprake was van een feitelijke misslag in de vaststelling van de inkomsten van de vader, en dat de vader in een noodtoestand zou kunnen komen bij uitvoering van de beschikking.
Uiteindelijk besloot het hof de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te schorsen voor zover de bijdrage van de vader aan de moeder het bedrag van € 150,- per maand te boven ging. De behandeling van de zaak in hoger beroep zal op een nader te bepalen datum worden voortgezet.