Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 23 mei 1990 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De appellant, vertegenwoordigd door procureur Mr. L.E.M. van Boxsel, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin zijn vorderingen waren afgewezen. De gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door procureur Mr. P.A.M. Gruijthuijsen, was de geintimeerde partij. De appellant had één grief aangevoerd, waarin hij stelde dat de President ten onrechte zijn vorderingen had afgewezen en hem in de kosten had veroordeeld.
Het Hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat in openbare zwembaden een bepaalde orde moet worden gehandhaafd, zodat ouders hun kinderen met een gerust hart kunnen laten gaan. Het Hof oordeelde dat de appellant zich niet had gehouden aan de gedragsregels die in de zwembaden gelden, en dat zijn gedrag als een ernstige misdraging werd aangemerkt. De appellant had geweigerd zich te voegen naar de aanwijzingen van het toezichthoudend personeel, wat leidde tot de beslissing om hem de toegang tot de zwembaden te ontzeggen.
Het Hof concludeerde dat de grief van de appellant ongegrond was en bekrachtigde het vonnis waarvan beroep. Tevens werd de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geintimeerde werden begroot op fl. 1.500,--. Deze uitspraak onderstreept het belang van de handhaving van orde en veiligheid in zwembaden, vooral met betrekking tot de omgang tussen volwassenen en kinderen.