ECLI:NL:GHSHE:1997:AA4351

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 februari 1997
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93/1505
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. van Soest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrekbaarheid van licentiekosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 7 februari 1997 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen belanghebbende, een ondernemer, en de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft de vraag of de door belanghebbende betaalde licentiekosten voor het gebruik van het psychofysische Lila Computer Systeem als ondernemingskosten in aanmerking kunnen worden genomen voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende had een belastbaar inkomen aangegeven, maar de Inspecteur had deze kosten niet geaccepteerd, wat leidde tot een verhoging van het belastbaar inkomen. Na een aantal mondelinge behandelingen, waarin belanghebbende en de Inspecteur hun standpunten hebben toegelicht, heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan en functioneren van het Lila Computer Systeem. Het Hof concludeert dat de kosten voor de licentierechten niet als ondernemingskosten kunnen worden aangemerkt, en bevestigt daarmee de uitspraak van de Inspecteur. De beslissing van het Hof houdt in dat het beroep van belanghebbende niet gegrond is, en dat de bestreden uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

BELASTINGKAMER.
Nr. 93/1505
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
U I T S P R A A K.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen van de rijksbelastingdienst te P (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende zijn aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van
fl a. Na tijdig bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
Met toestemming van de voorzitter heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingezonden.
De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.
De eerste behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van 8 september 1995 te Q.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door A, en de Inspecteur.
Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en deze pleitnota met de hierin genoemde bijlagen overgelegd. De Inspecteur heeft tegen overlegging van deze bijlagen geen bezwaar gemaakt. De inhoud van deze stukken wordt geacht hier te zijn ingevoegd.
Tot de stukken van het geding behoort de na voormelde mondelinge behandeling op de voet van artikel 14, lid 1, sub 2o, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken met partijen gevoerde briefwisseling, waarbij het bepaalde in artikel 16 van genoemde wet is nageleefd.
De tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juni 1996 te Q. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door A voornoemd, en de Inspecteur.
Belanghebbende heeft ter tweede zitting zonder bezwaar van de wederpartij kostenspecificaties van hem en A overgelegd. De inhoud daarvan wordt geacht hier te zijn ingevoegd.
Tot de stukken van het geding behoort de na de tweede mondelinge behandeling op de voet van artikel 14, lid 1, sub 2o, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken met partijen gevoerde briefwisseling, waarbij het bepaalde in artikel 16 van genoemde wet is nageleefd.
De derde mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 1996 te Q. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door A voornoemd en, de Inspecteur.
Belanghebbende heeft op de derde zitting een pleitnota voorgedragen. Tevens heeft hij - zonder bezwaar van de wederpartij - 2 bijlagen bij de pleitnota overgelegd. De inhoud daarvan wordt geacht hier te zijn ingevoegd.
2. Feiten.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zittingen staat tussen partijen als niet, dan wel onvoldoende betwist, vast.
2.1. Belanghebbende is op 1 juni 1989 gestart met een onderneming onder de naam Buro B.
Sinds 1 januari 1990 gebruikt belanghebbende in dit buro het psychofysische Lila Computer Systeem.
Hiervoor betaalt hij licentierechten.
Volgens de door belanghebbende als bijlage 7 bij het beroepschrift overgelegde licentie_overeenkomst d.d. 11 december 1990 en het als bijlage 10 overgelegde schrijven d.d. 4 april 1993 van C bedroegen de licentiekosten voor het onderhavige jaar 30% van de bruto omzet op automatiseringsadviezen + 30% van de bruto winst op verkopen.
2.2. Voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van fl. b.
In de bij de aangifte als bijlage gevoegde verlies_ en winstrekening staat een post "Algemene kosten" vermeld voor een bedrag van fl. 54.921,52; blijkens de specificatie zijn in dit bedrag fl. 38.100,= aan licentiekosten begrepen.
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur deze licentiekosten niet geaccepteerd en het aangegeven belastbaar inkomen verhoogd met fl. 38.100,== en fl. 2.100,= (minder zelfstandigenaftrek) tot fl. a.
2.3. Belanghebbende heeft als bijlage 3 bij het beroepschrift gegevens over C en als bijlage 5 een "Handleiding Lila Computer Systeem" overgelegd.
Ter zitting van 8 september 1995 heeft belanghebbende als bijlage 5 bij de pleitnota een negende herziene druk van de brochure van de Stichting D overgelegd.
3. Geschil en standpunten van partijen.
3.1. Het geschil betreft de volgende vragen:
a. kan de betaling voor de licntierechten ad fl. 38.100,= als ondernemingskosten in aanmerking worden genomen, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt, en
b. is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel..
Tussen partijen is in confesso dat, indien het gelijk is aan de zijde van belanghebbende, de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd en het belastbaar inkomen dient te worden verminderd tot fl. b alsmede dat, indien het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur, de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
3.2. Voor het standpunt van partijen wordt verwezen naar de van ieder van hen afkomstige stukken.
3.3. Belanghebbende heeft hieraan ter zittingen, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
Bij andere personen zijn de kosten wel geaccepteerd; belanghebbende zijn 2 supramentaal psychofysica bekend, die werkzaam zijn in het gebied van de Inspecteur.
Belanghebbende vraagt geen akte, maar vraagt het Hof in de uitspraak op te nemen hetgeen is verwoord in zijn brief van 24 juni 1996, namelijk dat hij wel degelijk bereid is om het systeem te laten onderzoeken, maar dat dit alleen zin heeft als dit gebeurt door een onderzoeker die supramentaal psychofysicus is.
3.4. De Inspecteur heeft ter zittingen, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
De Inspecteur stelt, primair, dat het systeem niet bestaat en funktioneert en, subsidiair, zo het Hof aannemelijk acht dat het systeem wel bestaat en funktioneert, dat geen redelijk denkend ondernemer in belanghebbendes omstandigheden kan volhouden dat de uitgaven zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming.
De Inspecteur betwist niet dat er kasbetalingen aan Andorra zijn gedaan.
In zijn ambtsgebied zijn meerdere, niet gelijke gevallen, bekend.
Beleid op de inspectie is om deze kosten niet als ondernemingskosten aan te merken.
4. Beoordeling van het geschil.
4.1. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende het bestaan en funktioneren van het litigieuze Lila Computer Systeem niet aannemelijk gemaakt.
De verklaringen van belanghebbende en de door hem in het geding gebrachte stukken zijn daarvoor onvoldoende.
4.2. Reeds hierom kan de betaling voor de licentierechten voor evenvermeld systeem niet als ondernemingskosten in aanmerking genomen worden.
4.3. Tegenover belanghebbendes stelling dat de kosten bij andere personen wel geaccepteerd zouden zijn, stelt de Inspecteur dat geen sprake is van gelijke gevallen, noch van een gevoerd beleid deze kosten als ondernemingskosten aan te merken.
Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel kan mitsdien niet gehonoreerd worden.
4.4. Belanghebbendes beroep is derhalve niet gegrond, zodat moet worden beslist zoals hieronder vermeld.
5. De proceskosten.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. De beslissing.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 7 februari 1997 door A.J. van Soest, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, waarnemend griffier.
Met ontvangstbevestiging in afschrift aan partijen verzonden
op: 7 februari 1997
[Zie ook arrest HR nummer 33178 (red.)]