BELASTINGKAMER
Nr. 96/01712
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van C. te K tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te R van de rijksbelastingdienst op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, aanslagnummer 000.000.00.000
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 18 november 1997 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, S, verbonden aan S en P, accountantskantoor en belastingadviesburo te S, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr J, namens het hoofd van de eenheid ondernemingen te R, thans de bevoegde inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 2 december 1997, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden voor de beslissing
1. Tussen partijen staat blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
1.1. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn firmanten in de vennootschap onder firma " Q " (hierna: de VOF). De VOF houdt zich voornamelijk bezig met het stallen van caravans in de aan de firmanten toebehorende loodsen en de handel in roerende zaken.
1.2. Op verzoek van de eigenaren van caravans verricht belanghebbende de volgende werkzaamheden: hij rijdt de caravans in en uit de loodsen, spuit ze schoon, houdt de banden op spanning, smeert de dissel, controleert de verlichting en verwisselt de kentekenplaten.
Voor deze werkzaamheden brengt hij de eigenaren niet apart een prijs in rekening.
1.3. De VOF sluit voor de stalling van caravans met de eigenaren een `overeenkomst tot bewaarneming', waarvan een voorbeeld tot de gedingstukken behoort. In deze overeenkomst wordt onder meer de voor de stalling overeengekomen prijs vermeld, wordt de bewaargever verzocht vooraf met de bewaarnemer contact op te nemen indien hij het gestalde object wenst te halen of te brengen en wordt elke aansprakelijkheid van de VOF voor schade aan caravans uitgesloten, met uitzondering van schade ontstaan door opzet of met goedvinden van de VOF. In deze overeenkomst is geen van de in 1.2 vermelde werkzaamheden vermeld als deel uitmakende van de verplichtingen van de bewaarnemer jegens de bewaargever.
1.4. In het onderhavige jaar heeft de VOF een loods gebouwd welke was bestemd voor de stalling van caravans (hierna: de loods).
1.5. De eigenaren van de in de loods gestalde caravans hebben geen recht op een bepaald deel van de loods. Zij hebben niet zelfstandig toegang tot de loods.
2. In geschil is of de loods een bedrijfsmiddel is dat is bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden, als bedoeld in artikel 11, lid 5, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
3. Uit de vaststaande feiten volgt dat de loods door de VOF ter beschikking wordt gesteld aan derden ten behoeve van de stalling van hun caravans. Daaruit volgt dat de loods een bedrijfsmiddel is dat is bestemd om hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan derden, als bedoeld in artikel 11, lid 5, onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, tenzij die terbeschikkingstelling plaatsvindt als onderdeel van een complex van door de VOF in het kader van haar bedrijfsvoering verleende diensten. In dit verband is niet van belang dat de eigenaren van de caravans geen recht hebben op een bepaald deel van de loods en niet zelfstandig toegang tot de loods hebben.
4. Het Hof acht niet aannemelijk dat hier sprake is van een complex van door de VOF in het kader van haar bedrijfsvoering verleende diensten, waarvan die terbeschikkingstelling een onderdeel is. In dit verband overweegt het Hof het volgende.
Tot het verrichten van de in 1.2 vermelde werkzaamheden heeft de VOF zich in de `overeenkomst tot bewaarneming' niet verplicht, zodat ervan moet worden uitgegaan dat deze onverplicht worden verricht. Voorts leidt het Hof uit de omstandigheid dat in de `overeenkomst tot bewaarneming' elke aansprakelijkheid van de VOF voor schade aan caravans wordt uitgesloten, af dat zij bij de bewaring zelfs niet de zorg van een goed bewaarder in acht hoeft te nemen.
5. Belanghebbendes beroep op beleid van de rijksbelastingdienst met betrekking tot parkeergarages gaat niet op nu het kortstondig parkeren in een parkeergarage niet vergelijkbaar is met het stallen van caravans.
6. Op grond van al het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur en moet worden beslist als eerder vermeld.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 2 december 1997 door P.J. van Amersfoort, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 12 december 1997