4.3.Grief III faalt, nu uit niets blijkt, dat [geïntimeerde 2] in deze in een andere hoedanigheid is opgetreden dan die van voorzitter van de kerkelijke rechtbank.
4.3.1.Als derhalve onrechtmatig is gehandeld -- waar over hieronder nader -- dan is door de kerkelijke rechtbank en dus door het Bisdom onrechtmatig gehandeld doch niet door [geïntimeerde 2] zelf; gesteld noch gebleken is, dat er in deze sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van [geïntimeerde 2] , op grond waarvan hij ook zelf uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zou kunnen zijn
4.3.2.[appellante] heeft nog wel gesteld, dat [geïntimeerde 2] tevens onrechtmatig heeft gehandeld immers in strijd met zijn eigen verplichting tot geheimhouding als geestelijke, doch zulks tevergeefs.
4.3.3.[appellante] wist immers dat zij betrokken was in een procedure voor de kerkelijke rechtbank en dat zij in het kader daarvan ten overstaan van [geïntimeerde 2] een verklaring onder ede heeft afgelegd, waartoe zij overi gens niet verplicht was; zij wist derhalve of diende redelijkerwijze te weten, dat haar verklaring in die kerkrechtelijke procedure zou worden gebruikt en der halve ook ter kennis kon komen van anderen dan [geïntimeerde 2] zelf.
4.3.4.Mitsdien dient het vonnis, voorzover tussen [appellante] en [geïntimeerde 2] gewezen, te worden bekrachtigd.
4.3.5.[appellante] dient in zoverre als in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde 2] doch waar voor hem dezelfde raadslieden optreden als voor het Bisdom, zullen de kosten in deze worden bepaald op nihil.
4.4.1.Grief VI faalt op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1. onder kis overwogen; het woord" dient " duidt op een verplichting; een dergelijk voorschrift ligt ook in de rede als het gaat om de beoordeling van iemands psychische gesteldheid; dat dit voorschrift [appellante] niet bekend is doet op zich niet terzake.
4.5.1.Grief VII faalt in zoverre, dat [appellante] , zoals hiervoor ook al ten aanzien van grief III werd over wogen, er bewust van moet zijn geweest, dat haar getui geverklaring van betekenis zou worden geoordeeld in ze procedure tot ongeldig verklaring van het kerk
lijk huwelijk en dat deze verklaring ook zou worden gebezigd in de uitspraak van de kerkelijke rechtbank; of die verklaring ook mocht worden gebezigd voor het opstellen van het psychiatrisch rapport komt hierna aan de orde.
4.6.1.Inderdaad is, zoals in grief X wordt gesteld, niet relevant of [geïntimeerde 3] voor haar werkzaamheden een beloning heeft ontvangen dan wel haar een beloning in het vooruitzicht zou zijn gesteld.
4.6.2.Waar het ten aanzien van de aansprakelijkheid van het Bisdom en/of [geïntimeerde 3] niet gaat om een dragende overweging leidt deze grief evenwel niet tot vernie tiging van het beroepen vonnis.
4.7.1.Grief XIII faalt nu hetgeen de President in de aangevallen overweging heeft overwogen op zich juist is, zodat het Hof evenmin als de President kan inzien dat het Bisdom en of [geïntimeerde 3] aansprakelijk kan zijn voor de publiciteit, welke [appellante] door inschakeling van een PR-bureau zelf heeft gezocht; nog daargelaten of zulks nog slechts de enige mogelijkheid was om genoegdoening te verkrijgen, het Bisdom en of [geïntimeerde 3] kunnen niet aansprakelijk gehouden worden voor die verhoogde vorm van publiciteit, voorzover die nadelig voor [appellante] mocht zijn
4.8.1.Mitsdien dienen thans de nog niet genoemde grieven aan de orde te komen alsmede grief VII, voorzo ver daarbij aan de orde wordt gesteld, dat de verkla ring van [appellante] niet mocht worden gebezigd voor het uitbrengen van een psychiatrisch rapport.
4.8.2.Die grieven concentreren zich op het aanvragen van bedoeld rapport, het uitbrengen daarvan en ten slotte het gebruik, dat daarvan is gemaakt; het Hof zal die grieven en de daarop gegeven toelichting gezamen lijk behandelen.
4.9.1.In de kerkelijke procedure ging het om de vraag of er sprake was van zodanige gebreken in de psyche van [appellante] -- daargelaten of deze op de hoogte was van de formulering van de geschilpunten door de kerkelijke rechter -- dat [voormalige echtgenoot van appellante] een gerechtvaardigd beroep op dwaling in de persoon van zijn huwelijkspartner, [appellante] , zou kunnen doen.
4.9.2.Het Hof is het met het Bisdom eens, dat zulks een deskundig onderzoek rechtvaardigt, zoals trouwens ook het kerkelijk wetboek dwingend voorschrijft.
4.9.3.Door dat onderzoek, dat het Bisdom de psychiater [geïntimeerde 3] heeft gevraagd te verrichten, echter te beperken tot de beoordeling door [geïntimeerde 3] van de afgelegde getui genverklaringen en daarbij een zelfstandig onderzoek
van [appellante] door [geïntimeerde 3] uit te sluiten, heeft de kerke lijke rechtbank in feite het deskundig karakter aan het te verrichten onderzoek reeds bij voorbaat ontnomen
4.9.4.Of een kerkelijke rechtbank zich met het product van een dergelijk onderzoek tevreden mag stellen, als zij zich deskundig voorgelicht wenst te zien, staat alleen ter beoordeling van de kerkelijke rechtbank en niet van het Hof
4.9.5.Wel is het Hof in het kader van de beoordeling van de door [appellante] gestelde onrechtmatige daad van oordeel, dat het door [geïntimeerde 3] uitgebrachte rapport als volstrekt ongefundeerd moet worden aangemerkt, zoals het Hof in de medische tuchtzaak reeds tot uitdrukking heeft gebracht; de hiervoor geciteerde bewoordingen en conclusie demonstreren dat ten duidelijkste
4.9.6.Het Bisdom heeft nog wel aangevoerd, dat het Hof in de medische tuchtzaak de inhoud van de akten niet kende en derhalve niet tot dat oordeel zou hebben kunnen komen, doch het Bisdom verliest uit het oog, dat het Hof slechts een oordeel heeft gegeven over het rapport zoals dat in het geding is gebracht; dat rap port als zodanig geeft geen inzicht over de basis van de bevindingen van [geïntimeerde 3] zelf en nog minder van de objectieve gronden, waarop haar conclusies zijn ge grond.
4.9.7.De bewoordingen en de conclusie van het rapport, als hiervoor aangehaald, tasten, gezien het ongefun deerd karakter van het rapport, de eer en goede naam van [appellante] aan, waarvoor [geïntimeerde 3] in eerste instantie, de verantwoordelijkheid draagt.
4.9.8.Daarnaast zijn de kerkelijke rechtbank en der halve het Bisdom alsmede [geïntimeerde 3] gezamenlijk verantwoor delijk voor de schending van de privacy van [appellante] , doordat een onderzoek door de psychiater [geïntimeerde 3] op verzoek van de kerkelijke rechtbank is gestart naar de psyche van [appellante] , zonder dat deze daarvan op de hoogte is gesteld en zonder dat zij daarbij zelf werd betrok ken, waarna de ongefundeerde bevindingen van [geïntimeerde 3] deel zijn gaan uitmaken van de processtukken tot ongel digverklaring van het huwelijk van [appellante] en aldus ook ter kennis zijn gekomen van onder meer [voormalige echtgenoot van appellante] ; aannemelijk is ook, dat het rapport van [geïntimeerde 3] betref fende [appellante] tevens deel is gaan uitmaken van de stuk ken, waarop de kerkelijke rechtbanken van Utrecht en Münster uiteindelijk tot de bevinding zijn gekomen, dat er toch grond voor ongeldigverklaring van dat huwelijk bestond.
4.10.1.Aldus hebben zowel het Bisdom als [geïntimeerde 3] , naar het voorlopig oordeel van het Hof, onrechtmatig tegen over [appellante] gehandeld, waarbij de aantasting van de eer
en goede naam van [appellante] en de schending van haar privacy het gevolg zijn van de onzuivere wijze, waarop meerbedoeld onderzoek is gestart en voltooid, waarbij het er naar uitziet, dat de persoonlijkheid van [appellante] slechts is beschouwd als een voorwerp van onderzoek.
4.10.2.Niet onaannemelijk is, dat [appellante] door het een en ander schade heeft geleden, zodat die schade zal moeten worden vergoed.