ECLI:NL:GHSHE:1998:2

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 januari 1998
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
C199600485HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.M. Subelack
  • A.H.Q. Goossens
  • M. van der Velden
  • J. Brandenburg
  • M. van Schaik-Veltman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letselschade en causaal verband; deskundigenonderzoek

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een letselschadezaak naar aanleiding van een verkeersongeval. De appellante, de Zwolse Algemene Schadeverzekeringen N.V., heeft beroep aangetekend tegen een eerder tussenarrest van 10 september 1997. De zaak draait om de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de klachten van de geïntimeerde en het ongeval. Het hof heeft in deze tussenuitspraak de noodzaak van deskundigenonderzoek vastgesteld en heeft deskundigen benoemd om de medische en arbeidsdeskundige vragen te beantwoorden. De deskundigen zijn F.J.K. Kramer, orthopedisch chirurg, J.N. Berendes, neuroloog, en J.A.M. Pigge, arbeidsdeskundige. Het hof heeft specifieke vragen geformuleerd die de deskundigen moeten beantwoorden, waaronder de aard van de stoornissen van de geïntimeerde, de mogelijkheid dat deze zijn veroorzaakt door het ongeval, en de impact van deze stoornissen op zijn functioneren als buschauffeur. Het hof heeft ook bepaald dat beide partijen een voorschot van 4.000,- euro moeten storten voor de honoraria van de deskundigen. De deskundigen zijn opgedragen hun rapporten binnen een bepaalde termijn in te dienen, waarna het hof verdere beslissingen zal nemen.

Uitspraak

Typ. MB
Rolnr. C9600485/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
Vierde Kamer, van 28 januari 1998 gewezen in de zaak van:
De naamloze vennootschap
ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADE­
VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] , appellante,
procureur: mr. W.M.C. van der Eerden,
t e g e n :
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , geïntimeerde,
procureur: mr. H.A.M.J. Loeffen,
als vervolg op het op 10 september 1997 gewezen tussen­ arrest.

6.Het verdere verloop van het gedingDit blijkt uit de volgende stukken:

- de akte van ZA, met een productie
- de akte van [geïntimeerde] .
De stukken zijn andermaal overgelegd voor arrest.

7.De verdere beoordeling

Het hof verwijst naar en volhardt bij het tussenarrest. ZA heeft de voorlopig door het hof geformuleerde vragen nader uitgewerkt. [geïntimeerde] heeft tegen de door ZA voorgestelde formulering geen bezwaar. Het hof zal deze dan ook - doorgenummerd - overnemen. Vragen 1-9 richten zich tot de medici; vragen 10-14 tot de arbeidsdeskundige.
Beide partijen hebben verschillende deskundigen voorgesteld. [geïntimeerde] heeft weliswaar andere deskundigen voorgesteld dan ZA, doch overigens geen expliciete bezwaren tegen de door ZA voorgestelde deskundigen geuit. ZA heeft telkens koppels van medici, die in hetzelfde ziekenhuis werken voorgesteld. Op zichzelf genomen lijkt dat praktisch, doch noodzakelijk is het niet.
Teneinde aan de voorkeuren van beide partijen zoveel mogelijk tegemoet te komen zal het hof benoemen de deskundigen Kramer, orthopedisch chirurg, Berendes, neuroloog, en Pigge van [Partners] , arbeidsdeskundige. Het hof ziet· onvoldoende redenen om in te gaan op het voorstel van [geïntimeerde] ook een neuropsycholoog te benoemen. Immers, volgens de stellingen van [geïntimeerde] zijn de oorzaken van zijn klachten van louter fysieke aard, ook al zijn de gevolgen waarschijnlijk deels ook van psychische aard. Voorts gaat het hof ervan uit, dat
'
- 2 - Rolnr. C9600485/HE
met name de neuroloog zich, indien een voor zoveel nodig, indien zijn bevindingen daartoe aanleiding geven, contact op zal nemen met specialisten van andere disciplines.

8.De beslissing

Het hof:
gelast een nader onderzoek:
= door deskundigen F.J.K. Kramer, orthopedisch chirurg bij het Willem Alexander ziekenhuis te
[vestigingsplaats] , en J.N, Berendes, neuroloog bij het Catharinaziekenhuis te [vestigingsplaats] , naar de volgende vragen:
1. Welke stoornissen zijn bij [geïntimeerde] waarneembaar?
2. Kunnen deze stoornissen naar hun aard veroorzaakt zijn door een ongeval als het onderhavige?
3. Zijn er aanwijzingen dat deze stoornissen zijn veroorzaakt door het ongeval?
4. Kunnen de stoornissen veroorzaakt zijn door andere buiten dit ongeval gelegen oorzaken en zoja, zijn daar in deze zaak dan aanwijzingen voor?
5. Indien er naar uw opvatting sprake is van een meervoudige oorzaak, kunt u dan onderscheid maken in de mate waarin die oorzaken voor de stoornissen verantwoordelijk moeten worden geacht?
6. Waardoor worden de stoornissen (eventueel) thans nog in stand gehouden?
7. Acht u in medische zin een eindtoestand bereikt, die niet meer voor verbetering vatbaar is?
8. Welke fysieke beperkingen ondervindt [geïntimeerde] als gevolg van deze stoornissen?
9. In welke mate wordt [geïntimeerde] door deze beperkingen gehinderd in de uitoefening van zijn functie als buschauffeur? Wilt u deze (eventuele) beperkingen nader motiveren en tot uitdrukking brengen door invulling van bijgaand beperkingenprofiel, en daarbij tevens aangeven in hoeverre er sprake is van concentratiestoornissen en vergeetachtigheid die van invloed kunnen zijn op zijn werkzaamheden?
10. Welke overige opmerkingen zijn naar uw oordeel relevant voor de door het hof te nemen beslissing;
= door de deskundige J.A.M. Pigge, arbeidsdeskundige, naar de volgende vragen:
11. In welke mate wordt [geïntimeerde] door de in het beperkingenprofiel opgenomen beperkingen gehinderd in de uitoefening van zijn functie als buschauffeur?
12. In welke mate wordt [geïntimeerde] overigens door deze beperkingen gehinderd in de uitoefening van een functie van vergelijkbaar niveau; zijn dergelijke functies redelijkerwijze voor handen?
13. Zijn er voorzieningen te duiden met behulp waarvan de arbeidsongeschiktheid bedoeld in de vragen 11 en
12 kan worden verminderd, respectievelijk waarmee volledige arbeidsgeschiktheid kan worden bereikt?
14. Indien de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in de vragen 11 en 12 kan worden verminderd met behulp van voorzieningen, op welk percentage wordt de arbeidsongeschiktheid dan gewaardeerd?
15. Wat zijn de verdere mogelijkheden bij de huidige werkgever om een volledig dienstverband te verkrijgen c.q. door middel van om-, her- of bij­ scholing te realiseren?
16. Welke overige opmerkingen zijn naar uw oordeel relevant voor de door het hof te nemen beslissing;
bepaalt dat elk van partijen een bedrag van
f4.000,-­ zal storten onder de griffier, bij wijze van voorschot ten behoeve van de honoraria van de deskundigen;
bepaalt dat de deskundigen Kramer en Berendes hun rapport binnen 10 weken nadat het depot is gestort, zullen zenden naar de griffier en in afschrift naar deskundige Pigge;
bepaalt dat deskundige Pigge vervolgens binnen 8 weken zijn rapport zal inzenden;
bepaalt, dat de deskundigen zullen handelen overeenkomstig het in art. 223 lid 5 Rv bepaalde;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. Van der Velden, Brandenburg en Van Schaik-Veltman, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 januari 1998 door
A.M. Subelack
A.H.Q. Goossens