ECLI:NL:GHSHE:1998:AA9148
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A. Meijer
- Th.A.J. Kock
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vermogensbelastingaanslag voor een stichting met een beperkt bestuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 21 januari 1998 uitspraak gedaan in het beroep van de heer ir. Z tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren van de rijksbelastingdienst, hierna aangeduid als de Inspecteur. De zaak betreft de vermogensbelastingaanslag voor het jaar 1996 die aan de heer Z was opgelegd. Het Hof heeft vastgesteld dat het bestuur van de stichting, waar de heer Z en zijn echtgenote de enige bestuursleden van waren, de volledige controle had over het vermogen van de stichting. Dit vermogen was volledig afkomstig van de heer Z en zijn echtgenote, en de stichting had als doel het bevorderen van de algemene vorming van hun afstammelingen en natuurbehoud.
Het Hof oordeelde dat de heer Z en zijn echtgenote, door hun bestuursbevoegdheden, het vermogen van de stichting als hun eigen vermogen konden beschouwen. Dit leidde tot de conclusie dat het aanwezige vermogen van de stichting voor de toepassing van de Wet op de vermogensbelasting 1964 aan hen moest worden toegerekend. De Inspecteur had gelijk in zijn standpunt, en het Hof bevestigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 januari 1998, waarbij beide partijen verklaarden geen aanspraak te maken op proceskostenvergoeding. Het Hof besloot ook dat een deel van het griffierecht aan de heer Z zou worden gerestitueerd, gezien het betrokken bedrag niet hoger was dan fl. 150,=.
De uitspraak van het Hof bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de bestuursstructuur van stichtingen en de gevolgen daarvan voor belastingaanslagen. Het Hof benadrukt dat de controle over het vermogen van een stichting door de bestuursleden van invloed is op de belastingverplichtingen van die leden.