ECLI:NL:GHSHE:1998:AB0826
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.J.M. Bongaarts
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen; kwade trouw en beginselen van behoorlijk bestuur
In deze zaak gaat het om twee navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen voor het jaar 1993, opgelegd aan belanghebbende, die in dat jaar raadslid was voor de Socialistische Partij. De eerste navorderingsaanslag, genummerd H37, en de tweede, genummerd H38, betroffen beide een belastbaar inkomen van f. 19.358,==. De tweede navorderingsaanslag H38 werd gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende, die in beroep ging bij het Gerechtshof. De Inspecteur bestreed het beroep en de mondelinge behandeling vond plaats op 20 maart 1997.
Belanghebbende stelde dat er fouten waren gemaakt bij de administratieve verwerking van zijn aangifte, waaronder een onjuiste verrekening van dividendbelasting. De Inspecteur voerde aan dat de fouten niet het gevolg waren van nalatigheid van belanghebbende, maar dat hij te kwader trouw was door niet eerder te reageren op de navorderingsaanslagen. Het Hof moest beoordelen of de Inspecteur de navorderingsaanslag H38 terecht had opgelegd, met inachtneming van artikel 16 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de tweede navorderingsaanslag terecht had opgelegd, omdat er geen nieuw feit nodig was bij kwade trouw van belanghebbende. Het Hof oordeelde dat de beginselen van behoorlijk bestuur niet in de weg stonden aan de navordering van ten onrechte verrekende dividendbelasting. Belanghebbende had geen recht op terugbetaling van het griffierecht, maar het Hof gelastte wel dat de Inspecteur dit bedrag aan belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd.