ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6076

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/20933
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van belastingaanslag en vaststellingsovereenkomst in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 mei 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de heer L tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst betreffende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. Het Hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van fl. 260.791, waarvan fl. 135.070 belast is tegen het bijzondere tarief van 45%. Tevens is bepaald dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van fl. 80 dient te vergoeden.

De zaak kwam aan het Hof na een mondelinge behandeling op 18 april 2000, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde, alsook de Inspecteur, aanwezig waren. Het Hof oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende, mevrouw V, bevoegd was om namens hem een bezwaarschrift in te dienen en een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Het Hof verwees naar een eerder arrest van de Hoge Raad, waarin werd bevestigd dat de bevoegdheid tot indienen van een bezwaarschrift ook de bevoegdheid omvat om de belastingplichtige te vertegenwoordigen in verdere procedures.

Belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat de volmacht aan mevrouw V vóór de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst was ingetrokken. Het Hof concludeerde dat belanghebbende gebonden was aan de overeenkomst die door mevrouw V was gesloten, ondanks zijn bewering dat deze buiten zijn medeweten om was gesloten. Het Hof heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de verklaringen van mevrouw V over haar communicatie met de Inspecteur.

De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de bevoegdheid van gemachtigden in belastingzaken en de gevolgen van het sluiten van vaststellingsovereenkomsten. De beslissing van het Hof is op 11 mei 2000 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/20933
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer L te Q tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te R van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 18 april 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, de heer L jr. te Q, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. A, verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 2 mei 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar
inkomen van fl. 260.791,=, waarvan fl. 135.070,=
belast naar het bijzondere tarief van 45%; en
gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het
door deze betaalde griffierecht ad fl. 80,= wordt
vergoed.
De gronden
(1) Op grond van hetgeen belanghebbende ter zitting heeft verklaard, acht het Hof aannemelijk dat hij mevrouw V had gemachtigd om namens hem een bezwaarschrift in te dienen. Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, waarvan hier niet is gebleken, sluit de bevoegdheid tot het indienen van een bezwaarschrift tevens de bevoegdheid in om de belastingplichtige bij de verdere behandeling van het bezwaar te vertegenwoordigen. Op grond daarvan is de gemachtigde tevens bevoegd om namens de belastingplichtige een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur te sluiten ter beëindiging van het geschil; het Hof verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 23 december 1998, BNB 1999/75. In dit geval zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken op basis waarvan de verleende volmacht zich niet zou uitstrekken tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
Gelet op het vorenstaande is belanghebbende gebonden aan de door mevrouw V op 14 april 1997 aan de Inspecteur teruggezonden, door haar voor akkoord getekende vastlegging d.d. 14 maart 1997 van de vaststellingsovereenkomst. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de volmacht vóór 14 april 1997 door hem is ingetrokken.
Aan het vorenstaande doet niet af dat de vaststellingsovereenkomst, naar belanghebbende stelt, buiten zijn medeweten om is gesloten en dat hij deze overeenkomst niet wenst.
(2) Bovendien heeft het Hof geen reden te betwijfelen dat mevrouw V - zoals vermeld in de brief van de Inspecteur van 14 maart 1997 - op 28 februari 1997 telefonisch akkoord is gegaan met de op 19 februari 1997 door de Inspecteur voorgestelde wijze van heffing en dat zij bij die gelegenheid heeft verklaard dat zij zulks deed na bespreking met belanghebbende en namens belanghebbende. Het Hof heeft voorts geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring van mevrouw V in weerwil van het door belanghebbende in diens brief aan de Inspecteur van 21 april 1997 gestelde.
Ook op deze grond is belanghebbende gebonden aan de in zijn naam gesloten vaststellingsovereenkomst. Het Hof merkt hierbij op dat belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het door de Inspecteur op 19 februari 1997 mondeling gedane voorstel afwijkt van hetgeen de Inspecteur in zijn brief van 14 maart 1997 heeft vastgelegd.
(3) De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de afneming van de oudedagsreserve ad fl. 35.070,= alsnog naar het bijzondere tarief van 45 % moet worden belast.
(4) Beide partijen hebben ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel
5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (hierna: de Wet).
(5) De omstandigheid dat de aanslag wordt verminderd, brengt met zich dat de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet, aan belanghebbende het door hem voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 80,= dient te vergoeden.
(6) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 2 mei 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, M.W.C. Feteris en A.C. van Leijenhorst, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 11 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.