ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6087

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/01735
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
  • P.H.A. Calis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrekbaarheid van verhuiskosten als buitengewone lasten in de inkomstenbelasting

Op 28 april 2000 heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van de heer S te S tegen de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 april 2000 in Roermond, waar belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, en de Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. V, aanwezig waren.

De kern van de zaak draait om de vraag of de verhuiskosten van belanghebbendes dochter, die na een echtscheiding en ontslag uit het ziekenhuis naar Nederland verhuisde, als buitengewone lasten kunnen worden afgetrokken. Het Hof verwijst naar een arrest van de Hoge Raad uit 1986, waarin is bepaald dat voor de aftrekbaarheid van uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud de omstandigheden en vooruitzichten ten tijde van de verstrekking van levensonderhoud bepalend zijn. Het Hof concludeert dat belanghebbende op 10 april 1996 redelijkerwijs bekend kon zijn met het feit dat zijn dochter kort daarna weer aan het arbeidsproces zou deelnemen, wat de aftrekbaarheid van de verhuiskosten in de weg staat.

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak van de Inspecteur en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Dit verzoek kan worden ingediend bij het Gerechtshof, en er zijn kosten verbonden aan het indienen van een cassatieberoep bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Nr. 98/1735
28 april 2000
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, heeft inzake het beroep van de heer S te S tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te R van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, na de behandeling van de zaak ter zitting van 14 april 2000, gehouden te Roermond, alwaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, alsmede namens de Inspecteur mr V, heden, 28 april 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan:
DE BESLISSING:
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
DE GRONDEN:
1. In zijn arrest van 26 februari 1986 (Rolno. 23 566), ondermeer gepubliceerd in BNB 1986/137, heeft de Hoge Raad beslist dat voor de vraag of sprake is van een uitgaaf tot voorziening in het levensonderhoud in de zin van artikel 46, eerste lid, aanhef en letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, beslissend zijn de omstandigheden en vooruitzichten die ten tijde van de verstrekking van levensonderhoud aan de ondersteuner redelijkerwijs bekend konden zijn.
2. Aannemelijk is dat de verhuizing van Duitsland naar haar ouders in Nederland voor belanghebbendes dochter een eerste levensbehoefte vormde, na de echtscheiding, na het ontslag uit het ziekenhuis en nadat aan haar dienstbetrekking in Duitsland een einde was gekomen. Gelet op het in 1 vermelde arrest van de Hoge Raad staat aan de door belanghebbende geclaimde aftrek van de verhuiskosten als buitengewone lasten evenwel in de weg dat het belanghebbende op 10 april 1996, toen hij het met het bedrag van de verhuisnota gemoeide bedrag van fl. 2.896,69 overmaakte, redelijkerwijs bekend kon zijn dat zijn dochter daags daarna weer aan het arbeidsproces zou gaan deelnemen, met het vooruitzicht op periodieke (loon)betalingen. Belanghebbende heeft voor wat betreft de betaling van de verhuisnota derhalve geen recht op aftrek als buitengewone lasten. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 28 april 2000 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 9 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.