ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/00697
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van Xmaatschappij tegen aanslag vennootschapsbelasting 1992

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 15 maart 2000 uitspraak gedaan in het beroep van Xmaatschappij tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid grote ondernemingen van de rijksbelastingdienst, betreffende de opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 maart 2000, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren.

De kern van het geschil betrof de vraag of Xmaatschappij op haar fiscale balans per 31 december 1992 een voorziening mocht vormen voor de verplichting tot betaling van klantenvergoedingen aan haar agenten bij beëindiging van hun agentuurovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 442 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de zitting verklaarde Xmaatschappij dat de agentuurovereenkomsten geen toekomstige voordelen zouden opleveren, wat door de Inspecteur niet werd weersproken. Het Hof oordeelde dat er geen aannemelijke basis was voor de claim op klantenvergoedingen, gezien het ontbreken van doorlopende contractuele banden met de klanten.

Het Hof concludeerde dat niet voldaan was aan de vereisten voor het vormen van de voorziening, omdat er geen redelijke mate van zekerheid bestond dat de klantenvergoedingen zich in de toekomst zouden voordoen. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is op 21 maart 2000 aan de partijen in afschrift verzonden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/00697
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van Xmaatschappij te Y, tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 1 maart 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 15 maart 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak
De gronden voor de beslissing
1. Na de zitting is nog uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende op haar fiscale balans per 31 december 1992 een voorziening mag vormen voor de verplichting tot betaling van klantenvergoedingen, uit hoofde van artikel 442, Boek 7 BW (hierna: klantenvergoedingen), aan haar agenten bij beëindiging van hun agentuurovereenkomst.
2. Belanghebbende heeft ter zitting (in afwijking van de eerder door haar in het geding gebrachte stukken) uitdrukkelijk verklaard, en de Inspecteur heeft uiteindelijk niet weersproken, dat evenbedoelde agentuurovereenkomsten geen toekomstige voordelen voor haar zouden opleveren, mede omdat een contractuele duurverhouding tussen de klanten en de agenten van belanghebbende ontbreekt. Daarom acht het Hof niet aannemelijk dat de desbetreffende agenten met vrucht aanspraak zouden hebben kunnen maken op klantenvergoedingen.
Niet valt in te zien immers hoe, bij afwezigheid van doorlopende contractuele banden met de klanten, zou kunnen worden voldaan aan het in artikel 442, eerste lid, onderdeel a, Boek 7 BW neergelegde vereiste dat de overeenkomsten die middels de agenten zijn gesloten met de klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren.
3. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het Hof niet voldaan aan het voor de vorming van de litigieuze voorziening te stellen vereiste dat ter zake van de klantenvergoedingen een redelijke mate van zekerheid bestond dat zij zich in de toekomst zouden voordoen.
Daaraan doet niet af dat belanghebbende in latere jaren aan sommige agenten bij beëindiging van hun agentuurovereenkomst onverplicht uitkeringen heeft verstrekt, aangezien het geschil zich beperkt tot de vraag of een voorziening kan worden gevormd ter zake van de uit artikel 442 Boek 7 BW voortvloeiende verplichtingen.
4. Derhalve moet de in geschil zijnde vraag ontkennend worden beantwoord en is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur.
De proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 15 maart 2000 door A.J. van Soest, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en R.J. Koopman in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 maart 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.