ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6143

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/00123
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting en de toepassing van de premie/koopsom-methode

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst met betrekking tot een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995. De aanslag was berekend op een belastbaar bedrag van ƒ 9.764,--. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 maart 2000 zijn beide partijen gehoord en hebben zij pleitnota's ingediend, die als ingelast zijn aangemerkt.

Belanghebbende, opgericht in 1992, fungeert als houdstermaatschappij en verricht management-activiteiten. De directeur en enig aandeelhouder, S, heeft samen met zijn echtgenote pensioenaanspraken gekregen tijdens een aandeelhoudersvergadering in juli 1995. De discussie in deze zaak concentreert zich op de vraag of de door belanghebbende toegepaste premie/koopsom-methode voor de berekening van de pensioenvoorziening is toegestaan. Belanghebbende stelt dat deze methode in overeenstemming is met goed koopmansgebruik, terwijl de Inspecteur dit ontkent.

Het Hof overweegt dat vóór de invoering van artikel 9b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de lineaire methode was toegestaan. De premie/koopsom-methode leidt tot een nauwkeuriger toerekening van kosten aan de jaren waarop zij betrekking hebben. Het Hof concludeert dat de methode van belanghebbende niet in strijd is met de wet en dat de aanslag moet worden verminderd tot een belastbaar bedrag van ƒ 4.012,--. Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op ƒ 1.775,--.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 97/00123
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995.
1. Ontstaan en loop van het geding
De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 9.764,--.
Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Inspecteur een conclusie van dupliek.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 14 maart 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof, welke pleitnota's met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen en waarvan exemplaren zijn overgelegd aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt.
Zonder bezwaar van de wederpartij hebben beide partijen bij hun pleitnota bijlagen overgelegd.
Ter zitting heeft de Inspecteur een tweetal aanvullende pleitnota's voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze aanvullende pleitnota's moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is opgericht in 1992. Zij treedt op als houdstermaatschappij van T B.V. Voor deze vennootschap verricht zij tevens management-activiteiten.
2.2. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is S (verder: de directeur). De echtgenote van de directeur staat eveneens in dienstbetrekking tot belanghebbende.
2.3. Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van juli 1995 zijn aan de directeur en zijn echtgenote pensioenaanspraken toegekend, bestaande uit een levenslang ouderdomspensioen, een nabestaandenpensioen en een wezenpensioen. Deze pensioenaanspraken zijn neergelegd in pensioenbrieven waarvan niet ondertekende en niet gedateerde afschriften tot de stukken van dit geding behoren.
2.4. De toegekende aanspraken op ouderdomspensioen zijn gebaseerd op een opbouw- percentage van - afgerond - 2,33% per jaar en zijn gebaseerd op het loon op de pensioendatum (eindloon).
2.5. Belanghebbende heeft de verplichtingen uit hoofde van de toegekende pensioenaanspraken in eigen beheer gehouden. Zij heeft overigens geen pensioenverplichtingen jegens andere personen op zich genomen.
2.6. Blijkens de ter zitting door partijen eenstemmig gegeven toelichting, welke ten dele afwijkt van hetgeen in de stukken is vermeld, berekent belanghebbende haar pensioenvoorziening, per ultimo van het onderhavige jaar groot ƒ 72.586,--, volgens een methode die zij de premie/koopsom-methode noemt. Deze methode houdt in dat de verplichting actuarieel wordt berekend met toepassing van een rekenrente van 4 percent en de algemeen gebruikelijke sterftetabellen en leeftijdsterugstellingen van 5 en 6 jaar, wat betreft de coming service op basis van gelijkblijvende premies welke in jaarlagen zijn opgebouwd en wat betreft de backservice op basis van koopsommen.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. In afwijking van de stukken is tussen partijen thans uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of de door belanghebbende toegepaste premie/koopsom-methode is toegestaan. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 4.012,--.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Vooropgesteld moet worden dat vóór invoering per 1 januari 1995 van artikel 9b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, goed koopmansgebruik toeliet dat in een geval als het onderhavige de lineaire methode werd toegepast bij de berekening van de pensioenvoorziening (Hoge Raad 7 mei 1980, BNB 1980/274), en dat de door belanghebbende voorgestane methode leidt tot een veel minder globale toerekening van kosten aan de jaren waarop zij betrekking hebben dan de lineaire methode.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat de premie/koopsom-methode van belanghebbende in overeenstemming is met goed koopmansgebruik.
4.3. Nu de methode van belanghebbende uitgaat van een rekenrente van 4 percent, rekening houdt met levens- en sterftekansen en deze methode ook overigens niet in strijd komt met de in voornoemd artikel 9b genoemde grondslagen, staat deze wetsbepaling niet aan toepassing van die methode in de weg.
4.4. Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag moet worden berekend naar een belastbaar bedrag van f 4.012,--.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2,5 punten maal ƒ 710,-- maal wegingsfactor 1 ofwel ƒ 1.775,--.
6. Beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 4.012,--, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 75,-- en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 1.775,- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus vastgesteld op 3 mei 2000 door A.J. van Soest, R.J. Koopman en J.C.K.W. Bartel, in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 3 mei 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.