ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6414
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Koopman
- K.M.J. van der Vorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het ondernemerschap in het belastingrecht met betrekking tot de omzetbelasting
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2000 uitspraak gedaan in het beroep van T tegen de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 juli 1996 tot en met 31 december 1996. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 mei 2000, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. G, en de Inspecteur door V en L. De kern van het geschil was of belanghebbende als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 kon worden aangemerkt.
Belanghebbende had zich op 1 augustus 1996 als ondernemer aangemeld en had haar activiteiten omschreven als advisering en dienstverlening op financieel gebied. Echter, het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldeed aan de vereisten voor ondernemerschap, zoals vastgelegd in artikel 7 van de Wet. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet de vereiste zelfstandigheid bezat ten opzichte van haar opdrachtgevers, gezien de aard van de werkzaamheden en de wijze waarop deze werden uitgevoerd. De werkzaamheden werden uitgevoerd onder instructies van de opdrachtgevers en met gebruik van hun middelen, wat duidt op een ondergeschikte positie.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat belanghebbende niet als ondernemer kon worden aangemerkt. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 7 juni 2000 in het openbaar uitgesproken door R.J. Koopman, lid van de kamer, in aanwezigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier. Belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van de uitspraak een schriftelijk verzoek in te dienen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.