ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8727
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.Th. Simons
- H.J. van den Helm
- Rechtspraak.nl
Baatbelasting en onevenredige heffing in de gemeente V
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 november 2000 uitspraak gedaan in het beroep van de heer J. te V tegen de beslissing van de gemeente V met betrekking tot een opgelegde aanslag baatbelasting. De aanslag, met dagtekening 31 december 1996 en aanslagnummer 1000000000, bedroeg f. 9.174,38 en was gebaseerd op de Verordening baatbelasting B, die was vastgesteld door de gemeenteraad van V en goedgekeurd door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. De belanghebbende stelde dat zijn onroerende zaak niet gebaat was bij de voorzieningen die door de gemeente waren getroffen in de B-gang, waar zijn pand zich bevond. Het Hof oordeelde dat de beoordeling van de baatbelasting niet afhankelijk is van het gebruik van de onroerende zaak en dat de voorzieningen in de B-gang, zoals sierbestrating en sfeerverlichting, wel degelijk een baat voor het gebied met zich meebrachten.
Het Hof verwierp de stelling van de belanghebbende dat hij onevenredig zwaar werd belast in vergelijking met andere onroerende zaken in het gebied. De belanghebbende had aangevoerd dat een andere onroerende zaak in het gebied 20 keer groter was en dat de baatbelasting voor die zaak ongeveer 2,25 keer hoger was dan voor hem. Het Hof vond dit verschil in heffing significant en oordeelde dat de heffingsmaatstaf in de verordening tot een onevenredig zware heffing leidde voor de belanghebbende. Hierdoor verklaarde het Hof de verordening met betrekking tot de onroerende zaak van de belanghebbende onverbindend, wat betekende dat de aanslag niet in stand kon blijven.
De uitspraak werd op 16 november 2000 aan de partijen verzonden, en het Hof gelastte de ambtenaar om het door de belanghebbende gestorte griffierecht van f. 80,-- te vergoeden. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen bewijs was van gemaakte kosten door de belanghebbende. Deze uitspraak benadrukt het belang van evenredigheid in belastingheffing en de noodzaak voor gemeenten om transparant te zijn over de criteria voor baatbelasting.