8.11. Nu de vorderingen van Air Exel c.s. ertoe strekken dat Eindhoven Airport en de staat toelaten dat het aantal van 18.050 civiele vliegbewegingen voor het jaar 2000 en latere jaren structureel wordt overschreden, doet zich een nieuwe situatie voor die in 1979 niet is voorzien en waarin de bij het militair en civiel luchtverkeer op het vliegveld Eindhoven betrokken belangen opnieuw moeten worden afgewogen.
8.11.1. Een dergelijke belangenafweging zal, zoals de president in het eindvonnis rov. 2.4. terecht overwoog, bij voorkeur dienen plaats te vinden door de daarvoor aangewezen besluitvormende organen op basis van een afgerond onderzoek naar alle relevante aspecten, waarbij niet alleen de geluidshinder, maar in het bijzonder ook het externe veiligheidsrisico en de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in de beoordeling worden betrokken. De stelling van Air Exel c.s. dat het in strijd is met het gesloten systeem van de LVW om bij de besluitvorming hierover, waarmee - naar het hof begrijpt - de onderhavige beoordeling in kort geding is bedoeld, ook andere effecten dan geluidshindereffecten te betrekken (pleitnota in appel punt 11) verwerpt het hof. De LVW bepaalt immers in art. 18 dat aanwijzing van luchtvaartterreinen door de Minister van Verkeer en Waterstaat dan wel door de Minister van Defensie plaatsvindt "in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gehoord de Rijksplanologische Commissie en de Rijksmilieuhygiënische Commissie" en in art. 28 van de LVW dat ten behoeve van overleg en voorlichting omtrent de milieuhygiëne rond het luchtvaartterrein een commissie kan worden ingesteld, waarvan de taak en samenstelling bij de instelling nader wordt geregeld "na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en na overleg met de besturen van de provincies en gemeenten, bedoeld in artikel 19.". Reeds hieruit volgt dat de LVW er in voorziet dat ingeval van aanwijzing van een luchtvaartterrein ook andere effecten dan geluidshinder bij de besluitvorming moeten worden betrokken. Het hof vindt in het licht hiervan in de LVW geen grond om te concluderen dat bij de beoordeling van de onderhavige vorderingen in kort geding andere effecten dan geluidshindereffecten buiten beschouwing moeten worden gelaten.
8.11.2. Nu de daarvoor vereiste procedures inmiddels in gang zijn gezet en er, gelet op de in de Startnotitie vermelde twee alternatieven, niet op voorhand van kan worden uitgegaan dat het resultaat daarvan zal leiden tot een structureel hoger toelaatbaar aantal civiele vliegbewegingen dan 18.050 op jaarbasis met de huidige vlootsamenstelling, is het hof van oordeel dat voorshands aansluiting moet worden gezocht bij het tot op heden door de staat en Eindhoven Airport gehanteerde feitelijk (beleids)uitgangspunt van 18.050 civiele vliegbewegingen per jaar.
Wanneer dit feitelijk uitgangspunt, anders dan incidenteel (zoals bij de ontheffing d.d. 29 mei 2000: prod. 13 in prima van de staat en Eindhoven Airport), zou worden verlaten door toe te laten dat het genoemde aantal vliegbewegingen op jaarbasis met de huidige vlootsamenstelling structureel wordt overschreden, zijn, bij gebreke van voldoende afgeronde onderzoeken naar de veiligheidsrisico’s en uitstoot van milieuverontreinigende stoffen, de gevolgen daarvan niet te overzien; het hof acht zich in het kader van deze kort geding procedure met name niet in staat reeds op voorhand een afgewogen oordeel daarover te vormen, te meer niet nu voor de beoordeling van veiligheidsrisico’s en uitstoot van milieugevaarlijke stoffen (met name CO2) voor de regio van vliegveld Eindhoven geen maatstaven voorhanden zijn waaraan deze op hun toelaatbaarheid kunnen worden getoetst. Het hof acht het dan ook niet verantwoord op de resultaten van de onderzoeken vooruit te lopen dan wel de eventuele uitkomst van voormelde procedures te doorkruisen door een voorlopige voorziening als door Air Exel c.s. primair verzocht te geven, ook niet al laat het juridisch kader van de voorschriften die bij of krachtens de LVW zijn gegeven, op zichzelf een dergelijke voorziening toe.
8.11.3. Voorzover Air Exel c.s. bepleiten (pleitnota in appel punt 18 en 19 onder e) dat Eindhoven Airport op grond van art. 32 van de LVW verplicht is civiel luchtverkeer toe te laten, naar het hof begrijpt ook boven het aantal van 18.050 vliegbewegingen per jaar, verwerpt het hof dat standpunt aangezien vliegveld Eindhoven niet mede is aangewezen als luchtvaartterrein voor burgerluchtvaart en de in casu verleende ontheffingen voor burgerluchtvaart niet met een dergelijke aanwijzing gelijk kunnen worden gesteld, aangezien de aanwijzing van 1978/1979 van het militair vliegveld Eindhoven feitelijk uitgaat van een beperkt medegebruik door de burgerluchtvaart en van een beperkt aantal civiele vliegbewegingen van 18.050 op jaarbasis.