ECLI:NL:GHSHE:2000:AA9601
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Rothuizen-Van Dijk
- A. Begheyn
- J. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over spoedeisend belang bij betalingsvordering
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANT 1] en de vennootschap naar het recht van het Koninkrijk België [APPELLANT 2]. De appellanten zijn in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de president van de rechtbank te Roermond, waarin een betalingsvordering van de geïntimeerde, [geïntimeerde], werd toegewezen. De geïntimeerde had in kort geding een voorlopige voorziening gevorderd voor de betaling van een bedrag van f. 19.995,--, stellende dat zij een spoedeisend belang had bij deze vordering omdat er een risico bestond dat de appellanten na een langdurige procedure niet in staat zouden zijn om het bedrag te betalen.
De president in kort geding had de vordering van de geïntimeerde toegewezen, maar de appellanten betwistten het spoedeisend belang. Zij voerden aan dat er geen sprake was van een verslechtering van de financiële positie van [APPELLANT 1] en dat de geïntimeerde niet voldoende had aangetoond dat er een spoedeisend belang bestond. Het hof oordeelde dat de appellanten in hoger beroep hun omissie hadden hersteld door de jaarrekening van [APPELLANT 1] over 1998/1999 in het geding te brengen, waaruit bleek dat er geen incasso-risico was. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet aannemelijk had gemaakt dat er een spoedeisend belang was bij haar vordering.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de president en verklaarde de geïntimeerde niet ontvankelijk in haar vordering. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 9 januari 2001.