ECLI:NL:GHSHE:2001:AA9796
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M. van der Velden
- J. Jurgens
- Walstock
- Rechtspraak.nl
Bevel tot vervolging na klacht niet-vervolging inzake ontucht door stiefvader
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2001 uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van klaagster over het niet vervolgen van haar stiefvader wegens ontucht. Klaagster had op 20 april 1998 aangifte gedaan van ontucht, maar de officier van justitie besloot op 14 april 2000 om niet tot vervolging over te gaan, omdat er te veel twijfels bestonden over de feiten. Klaagster heeft hierop op 10 mei 2000 een klaagschrift ingediend bij het hof, dat op 15 mei 2000 is ingekomen.
Tijdens de zitting in raadkamer op 20 november 2000 heeft klaagster, bijgestaan door haar advocaat A. van Veen, haar standpunt toegelicht. Beklaagde, die zijn stiefvader is, ontkende de beschuldigingen ten stelligste en voerde aan dat klaagster hem vals beschuldigt uit wraak vanwege hun echtscheiding. De advocaat van beklaagde stelde dat er geen bewijs is voor de beschuldigingen en dat klaagster haar kinderen heeft geïndoctrineerd.
De advocaat-generaal adviseerde het hof om beklaagde te vervolgen, ondanks de moeilijkheid van het bewijs. Het hof oordeelde dat er voldoende redenen waren om de vervolging te rechtvaardigen en dat de belangen van het slachtoffer zwaarder wogen dan die van beklaagde. Het hof verklaarde het beklag gegrond en beval de vervolging van beklaagde ter zake van incest, met de opdracht aan de officier van justitie om een vordering te doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. Deze beslissing werd genomen in het belang van de rechtsgang en de ernst van de beschuldigingen.