ECLI:NL:GHSHE:2001:AA9797

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Klacht niet-vervolging K 00.0124
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van der Velden
  • A. Jurgens
  • J. Walstock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht niet-vervolging en de rol van de benadeelde partij in het strafproces

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 januari 2001 uitspraak gedaan over een klacht van een benadeelde partij tegen de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van de beklaagden wegens diefstal. De klaagster had op 26 maart 2000 aangifte gedaan van diefstal, waarbij haar auto zou zijn ontvreemd door de beklaagden. De officier van justitie had op 18 mei 2000 aan de klaagster medegedeeld dat de zaak niet zou worden vervolgd, wat leidde tot het indienen van een klaagschrift door de klaagster op 23 mei 2000. Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld, waarbij de klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. de Beaumont. De beklaagden zijn opgeroepen maar hebben niet gereageerd op de oproep om te verschijnen.

Het hof heeft in zijn overwegingen de Wet Terwee in aanmerking genomen, die op 1 april 1995 in werking is getreden en die de positie van de benadeelde partij in het strafrecht heeft versterkt. De wet introduceert de schadevergoedingsmaatregel, waarmee het recht op schadevergoeding als een belangrijk doel van het strafproces wordt erkend. Het hof oordeelt dat de stelling dat een klacht moet worden afgewezen als de strafvervolging enkel gericht is op schadevergoeding niet langer houdbaar is. De mogelijkheid voor een benadeelde partij om zich te voegen in het strafproces kan zo zwaar wegen dat een klacht gegrond kan worden verklaard, zelfs als het enkel om schadevergoeding gaat.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van de beklaagden te bevelen. De beslissing van het hof bevestigt de belangrijke rol van de benadeelde partij in het strafproces en de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen in het kader van strafrechtelijke procedures.

Uitspraak

Kl. 00.0124
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste kamer, van
15 januari 2001 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[Klaagster],
wonende te [woonplaats],
over de beslissing van de officier van justitie tot het niet vervolgen van:
[Beklaagde 1],
wonende te [woonplaats]
en
[Beklaagde 2],
wonende te [woonplaats],
wegens diefstal.
De feitelijke gang van zaken.
Op 26 maart 2000 heeft klaagster aangifte gedaan van diefstal, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagden.
Op 18 mei 2000 is door de officier van justitie aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd wegens voeging ad informandum.
Hierop heeft klaagster op 23 mei 2000 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van dit hof op 25 mei 2000, met het verzoek de verlangde vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 11 juli 2000 het hof geraden het beklag af te wijzen.
Klaagster is, bijgestaan door gemachtigde mr. de Beaumont, op 7 november 2000 in raadkamer van dit hof verschenen, teneinde te worden gehoord op het ingediende beklag.
Beklaagden zijn opgeroepen op 13 december 2000 in raadkamer van dit hof te verschijnen, teneinde te worden gehoord op het ingediende beklag. Beklaagden hebben geen gehoor gegeven aan deze oproep.
De beoordeling.
Klaagster stelt dat beklaagden haar auto hebben ontvreemd, waardoor er schade aan is ontstaan.
Beklaagden hebben erkend zich hieraan schuldig te hebben gemaakt.
De gemachtigde van klaagster heeft in raadkamer het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde schriftelijke standpunten, die op zijn verzoek aan deze beschikking worden gehecht en hier als ingelast moeten worden beschouwd.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
Het hof overweegt dat met de inwerkingtreding op 1 april 1995 van de Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 29 (de zogenaamde Wet Terwee) de positie van de benadeelde partij in het strafrecht en het strafprocesrecht aanzienlijk is versterkt. Bij de genoemde wet is in het Wetboek van Strafrecht een strafrechtelijke sanctie in vorm van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel ingevoerd, waarmee door de wetgever uitdrukkelijk is bevestigd dat schadevergoeding een van de doeleinden van het straf(proces)recht kan zijn.
De stelling, dat een klacht dient te worden afgewezen indien met de strafvervolging geen ander doel dan schadevergoeding zou worden gediend is daarom in zijn algemeenheid niet langer houdbaar.
De mogelijkheid zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen ter verkrijgen van schadevergoeding kan naar huidig recht dusdanig zwaar wegen dat alleen reeds voor dit doel een klacht gegrond verklaard kan worden.
Het hof acht gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagden te bevelen, terzake van diefstal.
De beslissing.
Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagden terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Aldus gegeven door mr. van der Velden, als voorzitter,
mrs. Jurgens en Walstock, als raadsheren,
in tegenwoordigheid van dhr. de Jonge, als griffier,
op 15 januari 2001.