ECLI:NL:GHSHE:2001:AA9797
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M. van der Velden
- A. Jurgens
- J. Walstock
- Rechtspraak.nl
Klacht niet-vervolging en de rol van de benadeelde partij in het strafproces
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 januari 2001 uitspraak gedaan over een klacht van een benadeelde partij tegen de beslissing van de officier van justitie om niet over te gaan tot vervolging van de beklaagden wegens diefstal. De klaagster had op 26 maart 2000 aangifte gedaan van diefstal, waarbij haar auto zou zijn ontvreemd door de beklaagden. De officier van justitie had op 18 mei 2000 aan de klaagster medegedeeld dat de zaak niet zou worden vervolgd, wat leidde tot het indienen van een klaagschrift door de klaagster op 23 mei 2000. Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld, waarbij de klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. de Beaumont. De beklaagden zijn opgeroepen maar hebben niet gereageerd op de oproep om te verschijnen.
Het hof heeft in zijn overwegingen de Wet Terwee in aanmerking genomen, die op 1 april 1995 in werking is getreden en die de positie van de benadeelde partij in het strafrecht heeft versterkt. De wet introduceert de schadevergoedingsmaatregel, waarmee het recht op schadevergoeding als een belangrijk doel van het strafproces wordt erkend. Het hof oordeelt dat de stelling dat een klacht moet worden afgewezen als de strafvervolging enkel gericht is op schadevergoeding niet langer houdbaar is. De mogelijkheid voor een benadeelde partij om zich te voegen in het strafproces kan zo zwaar wegen dat een klacht gegrond kan worden verklaard, zelfs als het enkel om schadevergoeding gaat.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van de beklaagden te bevelen. De beslissing van het hof bevestigt de belangrijke rol van de benadeelde partij in het strafproces en de mogelijkheid om schadevergoeding te eisen in het kader van strafrechtelijke procedures.