ECLI:NL:GHSHE:2001:AA9907

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/00291
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.J. van Muijen
  • J.W.J. Huige
  • A.F.M. Brenninkmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting door Boekhoudburo M B.V. en de rol van de Inspecteur

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 30 januari 2001, ging het om een beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekhoudburo M B.V. tegen een uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst betreffende een opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992. De mondelinge behandeling vond plaats in raadkamer op 16 januari 2001, waarbij de Inspecteur vertegenwoordigd was door de heer mr. J. Belanghebbende, Boekhoudburo M B.V., was niet verschenen, maar had wel verzocht om uitstel van de zitting. Dit verzoek werd door het Hof afgewezen, mede omdat eerder al uitstel was verleend en belanghebbende geen nadere toelichting had gegeven op het nieuwe verzoek.

Het Hof vernietigde de bestreden uitspraak en verminderde de aanslag tot een belastbaar bedrag van fl. 36.413,=. Tevens werd bepaald dat de Inspecteur het door belanghebbende gestorte griffierecht van fl. 75,= diende te vergoeden. De Inspecteur had na een boekenonderzoek correcties aangebracht, waaronder een verhoging van de omzet en een afschrijving van debiteuren. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan de verplichting om inlichtingen te verstrekken, wat leidde tot de sanctie dat het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur werd afgewezen, tenzij overtuigend bewijs werd geleverd dat de uitspraak onjuist was.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van belanghebbenden in belastingzaken en de noodzaak om tijdig en adequaat te reageren op verzoeken om informatie van de belastingautoriteiten. Het Hof concludeerde dat de correcties door de Inspecteur terecht waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien belanghebbende geen kosten had gemaakt voor rechtsbijstand.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 96/00291
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekhoudburo M B.V., gevestigd te H tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te R (thans: de eenheid ondernemingen te R) van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 16 januari 2001 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer mr. J., verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Belanghebbende is niet verschenen. Namens belanghebbende heeft de heer J per faxbericht, ontvangen ter griffie op 12 januari 2001 om 17.03 uur, verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling, die was bepaald op 16 januari 2001.
Het Hof heeft, na afweging van alle betrokken belangen, waaronder dat van de voortgang van de werkzaamheden van het Hof, dit verzoek, na enige malen geconstateerd te hebben dat de heer M voornoemd telefonisch niet te bereiken bleek, per bij fax aan de heer M verzonden bericht van 15 januari 2001 afgewezen. Het Hof heeft daarbij mede in acht genomen dat aan de belanghebbende reeds eerder uitstel was verleend en dat hij thans zonder nadere toelichting en zeer kort voor de zitting wederom om uitstel van de zitting verzocht.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 30 januari 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van fl. 36.413,= en gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad fl. 75,= wordt vergoed.
De gronden voor de beslissing
1. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard de correctie "boekwinst onttrekking voorraad vrijetijdskleding" ad fl. 3.230,= niet langer te handhaven; tevens heeft de Inspecteur in zijn vertoogschrift reeds een verlaging van het belastbare bedrag bepleit met fl. 370,= wegens door hem ten onrechte bijgetelde omzetbelasting.
2. De Inspecteur heeft na een ingesteld boekenonderzoek gemotiveerd de navolgende tussen partijen nog in geschil zijnde correcties aangebracht:
- Meer omzet ad fl. 2.000,=
- Afschrijving debiteur "De R" ad fl. 1.770,=, en
- Voorziening dubieuze debiteuren ad (per saldo) fl. 15.000,-.
2. Belanghebbende heeft niet voldaan aan de op hem rustende verplichting inlichtingen te verstrekken, ook niet nadat hij door de Inspecteur bij schrijven van 30 oktober 1995 dienaangaande onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 25, lid 6, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst vóór 1 september 1999; hierna: de Wet), peremptoir is gesteld.
3. Het Hof acht deze onvolkomenheid van zodanig gewicht, dat daaruit voortvloeit de sanctie omschreven in artikel 29, lid 1, van de Wet, volgens welke het Hof het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur dient af te wijzen, tenzij door belanghebbende op overtuigende wijze zou zijn aangetoond, dat en in hoeverre de uitspraak onjuist is.
4. Belanghebbende, op wie gelet op het hiervoor bepaalde de bewijslast rust, heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken, dat de in geschil zijnde correcties niet terecht zijn aangebracht; ook anderszins is het Hof niet gebleken dat de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
5. Het beroep van belanghebbende heeft ertoe geleid dat de aanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van fl. 36.413,=. Het Hof acht evenwel geen termen aanwezig ten aanzien van de Inspecteur een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken uit te spreken.
Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende in verband met haar beroep geen kosten heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand alsmede dat belanghebbende het Hof niet heeft verzocht ten aanzien van de Inspecteur een proceskostenveroordeling uit te spreken.
6. De omstandigheid dat het beroep gedeeltelijk gegrond is, brengt met zich dat de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van evengenoemde wet, aan belanghebbende het door deze voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 75,= dient te vergoeden.
7. Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 30 januari 2001 door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huige en A.F.M. Brenninkmeijer, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 5 februari 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,--.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,-- verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.