ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0144

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C9800567
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van der Velden
  • A. de Kok
  • M. Smeenk-Van der Weijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake bewijsvoering en aansprakelijkheid bij diefstal van goederen

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2001, stond de appellant, wonende te [woonplaats], tegenover de geïntimeerde, eveneens wonende te [woonplaats]. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. P.J.J.A. Hendriks, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door procureur mr. P.J.A. van Stiphout, had de appellant beschuldigd van het wegnemen van goederen, waaronder een bankpas met pincode, uit zijn woning aan de [straat] te [woonplaats]. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde was toegelaten om bewijs te leveren van zijn claims, terwijl de appellant de mogelijkheid kreeg om tegenbewijs te leveren. De geïntimeerde heeft vier getuigen gehoord, waaronder zichzelf, zijn echtgenote en twee andere getuigen, die de claims van de geïntimeerde ondersteunden. De appellant heeft geen getuigen gehoord en zijn claims niet onderbouwd.

Het hof concludeerde dat de getuigenverklaringen, in samenhang met de feiten, de geïntimeerde in staat stelden om het bewijs te leveren dat de appellant verantwoordelijk was voor de diefstal van de goederen. Het hof handhaafde de eerdere uitspraak en oordeelde dat de appellant aansprakelijk was voor de met de bankpas gepleegde geldopnamen van in totaal f 4.000,=. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde werden begroot op f 662,25 aan verschotten en f 2.400,= aan salaris procureur. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 februari 2001.

Uitspraak

typ. MC
rolnr. C9800567/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
Vierde kamer, van 8 februari 2001,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. P.J.J.A. Hendriks,
t e g e n :
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. P.J.A. van Stiphout,
als vervolg op het in deze zaak gewezen tussen arrest van 8 februari 2000.
6. Het tussenarrest van 8 februari 2000
Bij dat arrest is [geïntimeerde] toegelaten om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [appellant] de aan [geïntimeerde] toebehorende goederen op de lijst (waaronder de bankpas met pincode) heeft weggenomen uit de woning aan de [straat] te [woonplaats].
Om redenen van proceseconomie is [appellant] toegelaten om tegenbewijs te leveren van de aanname dat hij verantwoordelijk is voor de met de bankpas van [geïntimeerde] opgenomen gelden van totaal f 4.000,=.
7. Het verdere verloop van de procedure
[geïntimeerde] heeft vier getuigen doen horen: zichzelf als partijgetuige, zijn echtgenote, [getuige x] en [getuige y].
[appellant] heeft geen getuigen doen horen.
[geïntimeerde] heeft nog een akte genomen, waarbij hij processen-verbaal van politie en politiemutaties heeft overgelegd.
Partijen hebben afgezien van het nemen van een memorie na enquête.
Partijen hebben daarna de procesdossiers overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het hof volhardt bij het tussenarrest van 8 februari 2000.
8.2. [geïntimeerde] heeft als partijgetuige kort weergegeven verklaard, dat:
* hij de hele woning aan de [straat] te [woonplaats] destijds van [appellant] heeft gehuurd en dat er toen geen spullen van [appellant] in die woning stonden;
* hij, toen hij met zijn vrouw naar Egypte vertrok, alle waardevolle spullen op de lijst (prod. 3 bij cvr) in een afgesloten slaapkamer heeft gelegd;
* alle op de lijst genoemde spullen bij zijn vertrek naar Egypte in de genoemde woning aanwezig waren;
* toen hij terugkwam uit Egypte de sloten van de genoemde woning vervangen waren;
* door tussenkomst van de politie een aantal van zijn spullen op het politiebureau zijn opgeslagen;
* [appellant] op het politiebureau (anders dan tevoren) heeft gezegd dat die spullen van hem, [geïntimeerde], waren;
* [appellant] wilde dat hij, [geïntimeerde], nog f 900,= huur zou betalen en dat volgens de vrouw van [appellant] laatstgenoemde om die reden de sloten vervangen had.
8.3. Uit de door [geïntimeerde] in zijn getuigenverklaring bevestigde aangifte bij de politie, afdeling [AFDELING]/[woonplaats], van 17 april 1996 (prod. bij akte d.d. 31-10-'00) volgt, dat de waardevolle spullen uit de afgesloten slaapkamer waren verdwenen, dat met uitzondering van een telefoontoestel, wasmachine, koelkast, gasfornuis, rieten stoel, strijkijzer, matras, pannenset en een weegschaal de woning leeg was en dat de overige spullen, zoals het bankstel, andere stoelen, televisie, tapijt, videorecorder, -camera, faxtoestel, bed en eethoek zich niet meer in de woning bevonden.
8.4. De verklaring van de echtgenote van [geïntimeerde] bevestigt in grote lijnen diens verklaring.
8.5. [getuige x] heeft onder meer verklaard dat hij, toen hij in de door [geïntimeerde] gehuurde woning was om tijdens diens afwezigheid de planten te verzorgen, een aantal spullen heeft zien staan. Ook heeft hij verklaard dat [appellant] hem heeft medegedeeld de sloten van bedoelde woning te hebben vervangen en dat [geïntimeerde] zijn spullen zou terugkrijgen als nog f 900,= huur zou betalen. [getuige x] heeft zijn bij de politie afgelegde verklaring d.d. 11 mei 1996 (prod. bij akte 31-10-'00) bevestigd.
8.6. [getuige y], politie-ambtenaar, heeft onder meer verklaard, dat [appellant] heeft gezegd, dat de op het politiebureau gestalde goederen niet van hem waren, maar van [geïntimeerde]. Ook heeft hij verklaard dat hij het liefst een onderzoek tegen [appellant] zou zijn gestart ter zake van het doen van valse aangifte.
8.7. [appellant] heeft geen getuigen doen horen en bovenvermelde getuigenverklaringen niet weersproken.
8.8. Voor de beoordeling van het bewijs zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
* [appellant] heeft [geïntimeerde] van het adres [straat] doen uitschrijven toen laatstgenoemde in Egypte verbleef.
* [appellant] heeft zelf aangifte van diefstal uit de woning aan de [straat] gedaan bij de politie op 8 mei 1996. Er zouden goederen, geld en goud ter waarde van f 6.300,= zijn ontvreemd. Uit de reeds genoemde verklaring van [getuige y] blijkt, dat hij de aangifte van [appellant] niet vertrouwde.
* [appellant] heeft zijn stelling, dat hij de eigendom van de goederen van [geïntimeerde] zou verkrijgen als [geïntimeerde] naar het buitenland zou vertrekken, niet onderbouwd.
8.9. De boven aangehaalde getuigenverklaringen, in onderlinge samenhang beschouwd met de genoemde feiten en omstandigheden, leiden het hof tot de conclusie, dat [geïntimeerde] in het hem opgedragen bewijs is geslaagd.
8.10. Het hof handhaaft hetgeen onder 4.3. van het tussenarrest is overwogen, te weten dat indien [geïntimeerde] slaagt in het bewijs voor wat betreft de bankpas met pincode, moet worden aangenomen dat [appellant] tevens verantwoordelijk en dus aansprakelijk is jegens [geïntimeerde] voor de met die pas gepleegde geldopnamen ad in totaal f 4.000,=. Nu [appellant] geen tegenbewijs heeft bijgebracht, neemt het hof de aanname thans als vaststaand aan.
8.11. Het vorenoverwogene houdt in, dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep veroordeeld te worden.
9. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op f 662,25 aan verschotten en f 2.400,= aan salaris procureur, een en ander op de voet van art. 57b Rv. te voldoen aan de griffier van dit hof.
Aldus gewezen door mrs. Van der Velden, De Kok en Smeenk-Van der Weijden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 februari 2001.