ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1188
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Feith
- A. de Groot-van Dijken
- J. van Griensven
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake arbeidsongeschiktheid en verplichtingen van de verzekerde
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en een naamloze vennootschap, hier aangeduid als de geïntimeerde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.E. Lenglet, had in eerste aanleg een rechtszaak aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.W. Willems, met betrekking tot de weigering van uitkeringen op basis van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De zaak volgde op een tussenarrest van 15 februari 2000, waarin het hof een deskundige had benoemd om de medische situatie van de appellant te onderzoeken.
De deskundige heeft in zijn rapport van 7 juli 2000 geconcludeerd dat de gebrekkige communicatie van de appellant met de geïntimeerde, afgezien van het allereerste begin, niet aan zijn ziekte kon worden toegeschreven. De deskundige stelde vast dat de appellant niet adequaat had gereageerd op verzoeken van de geïntimeerde en dat hij geen initiatieven had genomen om psychiatrische behandeling te ondergaan, ondanks dat dit medisch gezien noodzakelijk was. Het hof oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst, die hem verplichtte om zich onder behandeling te stellen en alles te doen om zijn herstel te bevorderen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 14 februari 1997, waarin de rechtbank de vordering van de appellant had afgewezen. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzekerde om adequate medische zorg te zoeken en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.